Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Steenkolenmijn "Alte Fuhrt" en "Neue Fuhrt".

De mijn Alte Fuhrt lag op Bardenbergs gebied. Deze mijn lag langs de verbindingsweg van Lothsief naar Kohlscheid, de straatnaam "Zur alten Fuhrt" herinnert nu nog aan deze mijn. Reeds in de 16e eeuw werd in de buurt van deze mijn steenkool gewonnen. In de tweede helft van de 17e eeuw werkten er 39 mijnwerkers en werd gebruik gemaakt van 13 handpompen, hetgeen erop duidt dat het een relatief grote mijn was. In 1712 had men een groot waterrad in de Worm opgesteld dat de pompen van de Alte Fuhrt aandreef. In 1717 had de Alte Fuhrt 64 mijnwerkers in dienst en had de mijn een diepte van 40 meter. Toch kwam er een terugval ten gevolge van de slechte afzet, de hoge erfpenning en de wateroverlast. In 1723 lag de winning nagenoeg stil.
Men begon met de bouw van een nieuwe pompinstallatie en in 1756 stonden weer 56 mijnwerkers op de loonlijsten. Onder leiding van pompenmeester Johan Honin kon men het waterprobleem aan. De pompinstallatie hield het echter niet lang, zodat de mijn tussen 1764 en 1769 wederom met verlies werkte.
Daarna werd de mijn door de gemeente Bardenberg aan een groep particulieren verkocht. De nieuwe concessie voor deze mijn werd in 1769 verleend en was in handen van de families Kux, Delbrouk, Jansen, Aldenhoven en Prömper. In 1771 legde men een nieuwe productieschacht aan en een “Pumpenkunst”. Dit was een pompinstallatie die met twee waterraderen werd aangedreven. De twee schachten waren 64 en 100 meter diep. In 1774 had de mijn 250 mijnwerkers in dienst, in het midden van de 19e eeuw werkten er zelfs 360 arbeiders. Door de vergroting van de steenkoolproductie namen ook de water- en transportproblemen toe. Om de capaciteit nog verder op te voeren werd een groter waterrad in de Worm geplaatst dat een diameter van 12 meter had. In 1814 werden de 24 haspeldraaiers die de steenkool met handwinden omhoog hesen, vervangen door een rosmolen. Hierdoor kon men de schacht afdiepen tot 165 meter. Doordat de winning in noordelijke richting steeds verder vooruit ging, raakte men al snel buiten het concessiegebied. Daarop vroegen de families Kux en Delbrouk in 1818 bij de gemeenteraad van Bardenberg een nieuwe concessie, “Neue Fuhrt” genaamd, aan. Sporen van de mijn Alte Fuhrt zijn er bijna niet meer, langs de weg tussen Kohlscheid en Bardenberg staat nog het woonhuis van de voormalige bedrijfsleider van de mijn. Ook staat er nog een woonhuis in de buurt van de Entenpfuhl nabij Pley, dat ook tot de mijn behoorde. In een sparrenbosje langs de weg tussen Kohlscheid en Bardenberg liggen de resten van een schacht van de Alte Fuhrt. Deze is 170 meter diep Ook het voormalige schachtgebouw staat er nog, dit is nu een woonhuis.

Steenkolenmijn “Neue Fuhrt”.

Doordat de concessiegrens van de Alte Fuhrt rond 1818 werd bereikt, vroegen de de families Kux en Delbrouk op 12 december 1818 bij de gemeenteraad van Bardenberg een nieuwe concessie, “Neue Fuhrt” genaamd, aan.
Deze concessie "Neue Fuhrt" zou liggen op 16 morgens land die in handen van de Bardenbergse gemeenschap waren. De mijn Neue Fuhrt werd in de nabijheid van Pley aangelegd op een verhoging die van Pley naar de Worm afdaalt. Op deze heuvel werd een schacht aangelegd voor het winnen van kolen en in het dal een schachtgebouw waar mijnwerkers de mijn in en uit konden en vanwaar men overtollig mijnwater kon afvoeren. Beide schachten waren door een steile weg verbonden. Het schachtgebouw in het dal, dat rond 1830 gebouwd is, bestaat nu nog en is omgebouwd tot woonhuis. Het huis heeft een schilddak en is opgetrokken uit baksteen. Opvallend zijn de blauwstenen vensterbanken onder de ramen. Onder het gebouw zijn de schachten van de Neue Fuhrt bewaard gebleven. De huidige woonkamer was vroeger de plek van een kleine kapel, waar door de mijnwerkers voor het afdalen in de schacht gebeden werd voor een behouden terugkomst. Het Mariabeeld van de kapel staat tegenwoordig in het ziekenhuis van Bardenberg.
In 1821 was de Neue Fuhrt al de grootste mijn in het Wormdal met een jaarlijkse productie van circa 17.000 ton steenkool. De vele transporten die nodig waren om de steenkool af te voeren leidden tot overlst in de omliggende dorpen. Men heeft uitgerekend dat er jaarlijks 120.000 karrenvrachten nodig waren, hetgeen uitkomt op circa 470 karrenvrachten per dag waaronder twee-, drie- en vierspannige wagens.
De mijn Fuhrt was in de 19e eeuw bekend vanwege de Fahrkunst die in 1856 werd gebouwd. Dit was een installatie waarbij een waterrad een laddersysteem aandreef waarmee mijnwerkers konden afdalen in de mijn. Dit systeem werkte veel eenvoudiger dan de normale ladders waarmee mijnwerkers in andere mijnen afdaalden. De Fahrkunst in de mijn Fuhrt telt tot de oudste van dit soort installaties in Duitsland. Dit systeem leverde namelijk veel tijdwinst op omdat de mijnwerkers sneller onder in de mijn waren. Het waterrad dreef op- en afstapplateau´s in de schachtwand aan. Door beurtelings op een plateau in de schachtwand en daarna op een op- of afgaand plateau te stappen kon de mijnwerker in de mijn afdalen of naar boven gaan. In de linker zijgevel van het huis Neue Fuhrt zijn nog de dikke balken te zien waar het door het waterrad aangedreven balkenstelsel bevestigd was. Dit is het zogenaamde “Kunstkreuz”.
De mijn bleef ondanks de financiële en technische problemen in de Franse tijd en tijdens het eerste deel van de 19e eeuw bestaan. De mijn Furth, met een werknemeraantal van 180- 380 personen, was in die tijd een groot bedrijf. In 1861 werd de Fuhrt als laatste zelfstandige mijn in het Wormdal overgenomen door de “Vereinigungsgesellschaft” die later op ging de Eschweiler Bergwerks Verein (EBC). In 1883/1884 werd de mijn Furth buiten bedrijf gesteld.