|
Ligging: Wallonie, tussen Lanaye en Eben-Emael aan de rand van het Albertkanaal.
Hoogteligging: 100-120 meter boven A.P.
Oppervlakte:
Onder bescherming sinds: 2 maart 1994.
Algemeen.
De Thier de Lanaye is een van de steile hellingen aan de oostkant van het Belgische deel van de Sint-Pietersberg. Thier is het lokale woord voor de steile hellingen van de Sint-Pietersberg. Naast de Thier de Lanaye bestaan er ook nog deThier de Nivelle in het zuiden en de Thier de Vignes in het noorden. Het gebied bestaat eigenlijk uit twee delen, ten eerste het deel bovenaan de helling met zijn kalkgraslanden en de ingangen van de ondergrondse kalksteengroeves. Dit deel is slecht toegankelijk voor de bezoeker, maar wel interessant als opstapje naar het terrein aan de voet van de helling. Aan de voet van de helling ligt het tweede deelgebied, een graslanden gebied, doorsneden door kleine bosjes met veel orchideeën. Deze grond, die afkomstig is van het Albertkanaal, is hier aan het eind van de jaren 1960 gestort en waarop zich een zeer orchideeenrijke vegetatie heeft gevestigd.
Geologie.
De ondergrond van de Thier de Lanaye wordt gevormd door Maastrichter kalksteen. Deze werd afgezet in een ondiepe, warme zee gedurende het Krijt-tijdperk (135-65 miljoen jaar geleden). De kalksteen is in het verleden afgegraven als bouwsteen. Hiervan getuigen nog de vele onderaardse kalksteengroeves. Deze liggen op twee niveau ´s.Onderaan de helling, ter hoogte van het Albertkanaal, liggen enkele kalksteengroeves. De poort hiervan is echter gesloten. Hogerop, ter hoogte van de slinger in de weg tussen Lanaye en Eben-Emael, liggen de vele ingangen van open groeves (17 in totaal) die allemaal dood lijken te lopen. Opvallend is de vele vuursteen in het plafond van deze groeve.Waarschijnlijk is dit de reden geweest dat de relatief lage gangen niet verder zijn gedolven. Door de harde vuursteenbanken kon men namelijk niet graven. In het verleden zijn de groeves ook gebruikt als stal voor de schapen, met name in de wintermaanden.
Flora.
Vliegenorchis (Ophrys insectifera) Grote keverorchis (Neottia ovata) Bijenorchis (Ophrys apifera)
De Thier de Lanaye bestaat grotendeels uit kalkgrasland.Het gebied omvat met 5 hectare van deze bijzondere begroeiing het grootste kalkgrasland in de omgeving. De Belgische Sint-Pietersberg, en dan met name het gebied van de Thier de Lanaye, is beroemd vanwege de vele soorten orchideeen die er voorkomen. De meeste orchideeen groeien aan de voet van de helling, in een open grasland nabij het Albertkanaal. Half mei begint de bloei van Soldaatje (Orchis militaris) en Bruine orchis (Orchis purpurea). Deze twee soorten vormen ook regelmatig bastaarden. In het grasland en in de omringende bosjes groeit dan ook veel Grote keverorchis (Listera ovata). Enkele weken later bloeit de Poppenorchis (Orchis antropoporum). Half juni ziet een groot deel van het grasland in het bos wit-roze door de Bosorchissen (Dactylorhiza maculata ssp. fuchsii) met daartussen enkele exemplaren van Rietorchis (Dactylorhiza praetermissa). Met veel geluk is ook de Bruinrode wespenorchis (Epipactis atrorubens) te ontdekken. De bloei van de Breedbladige wespenorchis (Epipactis helleborine) besluit het orchideeenseizoen op de Thier de Lanaye.
Naast orchideeen biedt de Thier de Lanaye echter nog veel meer bijzondere en fraaie planten. De onderste delen van de helling zien in juni helemaal geel door de Harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus ssp. alectorolophus). Ertussen bloeien de hoge blauwe trossen van het Rapunzelklokje (Campanula rapunculus).
De kalkgraslanden bovenaan de hellingen herbergen naast enkele orchideeen, het aantal exemplaren valt echt in het niet bij de hoeveelheden onderaan de helling, allerlei bijzondere planten van kalkgraslanden. Veel van de bijzondere soorten zijn al vanaf het pad goed te zien. Hier groeit diverse soorten grassen zoals Smal fakkelgras (Koeleria macrantha), Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum) en Bevertjes (Briza media). '
Daarnaast groeien er Ruig viooltje (Viola hirta), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria), Knolboterbloem (Ranunculus bulbosus), Geel walstro (Galium verum), Boshavikskruid (Hieracium sabaudum), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), Beemdkroon (Knautia arvensis), Ruige scheefkelk (Arabis hirta), Echte gamander (Teucrium chamaedrys), Moeslook (Allium oleraceum), Schapenzuring (Rumex acetosella), Kleine pimpernel (Sanguisorba minor) en Duifkruid (Scabiosa columbaria).
Aan de bovenrand van de kalkgroeves groeit veel Geel zonneroosje (Helianthemum nummularia). Heel vroeg in het jaar opent Voorjaarsganzerik (Potentilla neumanniana) haar eveneens gele bloempjes. Ook Kleine steentijm (Acocinos arvensis) met kleine paarse bloempjes met een witte vlek op de lip bloeit er veel. Daarnaast groeit er Ruige scheefkelk (Arabis hirta), Wit vetkruid (Sedum album), tijm (Thymus sp.) , Muizenoortje (Hieracium pilosella), Duifkruid (Scabiosa columbaria) en Slangenkruid (Sedum album). In de kalkgraslanden staat Melige toorts (Verbascum lychnitis) met witte bloemen en melig bestoven bladeren. Daarnaast groeit er Duifkruid (Scabiosa columbaria), Muizenoortje (Hieracium pilosella), Kalkwalstro (Gallium pumilum), Blaassilene (Silene vulgaris), Beemdkroon (Knautia arvensis), Beemdkroon (Knautia arvensis), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Driedistel (Carlina vulgaris), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria) en Kleine pimpernel (Sanguisorba minor). In de herfst bloeit Aarddistel (Cirsium acaule). De hellingen worden begraasd met Mergellandschapen om de vegetatie zo schraal mogelijk te houden. ´s Nachts schuilen de schapen vaak in een onderaardse kalksteengroeve. Aan de voorzijde hiervan ligt daardoor heel veel mest en omdat deze plek ook nog in de volle zon ligt, is het een heel geschikte plek voor de warmte- en stikstofminnende Malrove (Marrubium vulgare), een soort uit Zuid-Europa. Aan de bovenrand van de ingangen van de kalksteengroeves groeien doornstruwelen met Sleedoorn (Prunus spinosa), Tweestijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Zuurbes (Berberis vulgaris) en Wegedoorn (Rhamnus carthartica).
De onderrand van de rotshellingen is vaak begroeid met een iets meer stikstofminnende flora, hoewel hierin de kalkflora overheerst. Er groeit veel Koninginnekruid (Eupatoria cannabinum), Glad walstro (Galium mollugo), Geel walstro (Galium verum), Gewone smeerwortel (Symphytum vulgare), Wilde marjolein (Origanum vulgare), Groot streepzaad (Crepis biennis), Peen (Daucus carota), Margriet (Chrysanthemum leucanthemum), Blaassilene (Silene vulgaris), Wilde reseda (Reseda lutea) en Zwarte toorts (Verbascum nigrum).
Op de beboste hellingen groeit een bos waarin de boomlaag bestaat uit Veldiep (Ulmus minor), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Es (Fraxinus excelsior) en Zoete kers (Prunus avium). Ook staat er veel Hazelaar (Corylus avellana). Opvallend is dat de bosbodem vaak heel kaal is, waarschijnlijk door het enorm hoge kalkgehalte, dat voor veel planten vijandig is. Alleen Robertskruid (Geranium robertianum), Look-zonder-look (Alliaria petiolata), Geel nagelkruid (Geum urbanum), Dauwbraam (Rubus caesius) en Bosandoorn (Stachys sylvatica) staan er vrij veel. Tenminste wanneer Klimop (Hedera helix) niet aller ruimte voor zichzelf opeist. Daartussen staat ook veel Grote keverorchis (Neottia ovata). Hier en daar staat zelfs Bleek bosvogeltje (Cephelanthera damasomium).
Op de opgespoten vlakte naast het kanaal groeit een pionierbos uit met name Ruwe berk (Betula pendula) en Boswilg (Salix caprea). De bosbodem is vaak helemaal begroeid met Dauwbraam (Rubus caesius). In deze bossen groeit Rondbladig wintergroen (Pyrola rotundifolia) met wintergroene bladeren. De witte bloemtrossen openen zich in juni. De kalkgraslanden aan de voet van de Thier de Lanaye staan in mei vol met Soldaatjes (Orchis militaris). Verder staat er veel Geelhartje (Linum catharticum), Gewone vleugeltjesbloem (Polygala vulgaris), Ruige scheefkelk (Arabis hirta), Rode klaver (Trifolium pratense), Groot streepzaad (Crepis biennis), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Peen (Daucus carota), Wilde marjolein (Origanum vulgare) en Viltig kruiskruid (Senecio erucifolius).
Fauna.
De Thier de Lanaye is niet alleen bijzonder vanwege de diversiteit aan orchideeen, maar ook vanwege de vele soorten dagvlinders die er voorkomen. Door de aanwezigheid van Wondklaver (Antyllis vulneraria) kan het Dwergblauwtje (Cupido minimus) hier leven. Dit kleine blauwtje vliegt rond half mei. Zo vroeg jaar in het jaar vliegt ook het Bruin dikkopje (Erynnis tages), een soort die haar eitjes op Rolklaver (Lotus corniculatus) afzet. Kort daarop komt ook het Kalkgraslanddikkopje (Spialia sertorius) uit de pop. Als rupsje leefde deze soort van Kleine pimpernel (Sanguisorba officinalis). Een bijzonder leuke soort die zowel in de lente als de zomer gezien kan worden, is het Boswitje (Leptidae sinapis), dat als een teer elfje een beetje hulpeloos langs bospaden fladdert.
Iets later is het dan de beurt aan de Veldparelmoervlinder (Melitaea cinxia), een soort die hier vele jaren geleden is uitgezet, maar die hier een florerende populatie heeft. De larven leven in spinselnesten op Smalle weegbree (Plantago lanceolata) waarop ze al in april zijn aan te treffen. In juni is het Dambordje (Melanargia galathea) veelvuldig in de kalkgraslanden aanwezig.
De Koniginnepage (Papilio machaon) vliegt in twee of drie generaties van het voorjaar tot de nazomer. Vanaf augustus vliegt de Sleedoornpage (Thecla betulae) in lage aantallen in het gebied. Een goede manier om deze verborgen levende soort op te sporen is het zoeken naar haar eitjes. Deze zijn ´s winters als miniatuur golfballetjes te zien op de kale takken.
De Grasmus (Sylvia communis) en de Boompieper (Anthus trivialis) zingt in de kalkgraslanden.
Onderweg in het gebied.
De Thier de Lanaye is bereikbaar vanaf de parkeerplaats aan de rand van het Albertkanaal, nabij de grote hangbrug. Vanaf deze parkeerplaats langs het kanaal in de richting van Luik lopend is de helling aan de voet van de Thier de Lanaye binnen enkele minuten bereikbaar. Aan het einde van het onderste gedeelte voert het pad de helling op. Dan voert een pad rechtsaf door het bos. Door hiervan weer een trappenpad dat linksaf takt te nemen bereik je de kalkgraslanden en rotsen bovenaan de helling. Langs de rotsen loop je dan weer terug naar de verkeersweg. In de haarspeld aangekomen volg je de verkeersweg naar onder tot bij de brug.
Tijd.
De beste tijd voor een bezoek aan het gebied is de periode tussen half mei en begin juli, wanneer de kalkflora op zijn best is en de meeste vlinders vliegen. Voor een bezoek aan het gebied kun je 2-3 uur uittrekken. Het gebied sluit echter ook aan op andere kalkgraslanden zoals de Thier de Nivelle en de Thier de Vignes, zodat je er met gemak een hele dag kunt verbrengen.
|
|