De Verfstuifzwam (Phisolitus arhizus) is een bijzondere paddenstoel uit de familie van de ascomyceten. De vruchtlichamen van deze paddenstoel verschijnen in de nazomer en herfst. Ze zijn knolvormig tot peervormig met een versmalde basis die meestal op een korte steel staat. Ze kunnen vijf tot tien centimeter in doorsnede worden en minstens vijftien centimeter hoog worden. Met name de steel kan behoorlijke afmetingen bereiken. Deze blijft doorgroeien en zo kan een vruchtlichaam een hoogte van 20 tot 30 centimeter bereiken. In de jeugd is het oppervlak van de vruchtlichamen glad tot bultig en draagt een okergele, groenig-bruine, roodachtige of crèmekleur. De basis is opvallend geplooid en draagt een soort lijsten. Aan de voet staan de gelige myceliumstrengen. Wanneer de vruchtlichamen ouder worden beginnen ze vanzelf te verstuiven en vallen uiteen in een rood koperkleurig poeder. Soms, en zeker wanneer men de vruchtlichamen doorsnijdt, zijn de ronde sporenpakketjes in de vruchtlichamen goed zichtbaar. In de jeugd kunnen deze sterk verkleuren in donkergroene tot blauwachtige kleuren. De Verfstuifzwam groeit in de buurt van Grove dennen (Pinus sylvestris) en Ruwe berken op zeer zure en voedselarme bodems (PH-waarde 3). Verfstuifzwam vormt een zogenaamde ecto-mycorhizza. Dit houdt in dat de fijne myceliumstrengen van de paddenstoel de haarwortels van de bomen omgeven. De paddenstoel levert allerlei anorganische voedingsstoffen uit de bodem aan de boom, terwijl de boom suikers en andere voedingsstoffen aan de paddenstoel levert. De Verfstuifzwam wordt ook gebruikt om plekken waar van nature niet zo snel bomen zouden groeien, geschikt te maken voor bebossing.
Op de schuine hellingen van de steenberg Hendrik is deze soort met enkele tientallen exemplaren aanwezig. Het is een zeer zeldzame soort die als ernstig bedreigd in de Rode lijst van de Nederlandse paddenstoelen is opgenomen. De Verfstuifzwam is een ectomycorrhiza en wordt daarom veel gebruikt om boomsoorten aan te planten op voedselarme bodems. De Verfstuifzwam werd voor de eerste keer uit Limburg gemeld tijdens een Genootschapsexcursie op 7 september 1974 (Jansen, P.B., Pisolithus arhizus, de Verfstuifzwam, een nieuwe gasteromyceet voor Nederland, Natuurhistorisch Maandblad, pag. 139-143). Toen werd hij ontdekt langs de mijnspoorlijn van de Oranje Nassau I naar de Oranje Nassau IV.
Verfstuifzwam komt vrijwel op de hele wereld voor,doorgaans in warme en droge streken zoals de Verenigde Staten, Mexico, de Canarische Eilanden, Australië, de voormalige Sowjet-Unie en in Italië. De eerste vondst in België was in 1905 in Chaudfontaine nabij Luik. Oook in de buurt van Charleroi en Luik wordt hij later gemeld.
Verfstuifzwam werd voor het eerst beschreven in 1729 door Micheli, een mycoloog uit Florence. Hij noemde de soort toen Scleroderma tinctorium. In 1805 beschrijven Albertini en Schweinitz de soort voor het eerst onder de geslachtsnaam Pisolithus en in 1928 werd de soort door Coker en Cough Pisolithus tinctorius (Pers.) Coker & Cohugh genoemd. De soortnaam tinctorius was toepasselijk omdat de vruchtlichamen op de Canarische Eilanden inderdaad worden gebruikt om kleren te verven. Doordat Montagne in een werk over de flora van de Canarische eilanden de soort beschrijft als Polysaccum tinctorium en deze in 1894 door Fischer wordt omgedoopt in Pisolithus tinctorius (Mont.) Fisch, bestaat deze naam twee keer. Een soortnaam mag echter maar één gebruikt worden en is derhalve onwettig. Hierdoor krijgt de soort (in 1959) van Rauschert een nieuwe naam Pisolithus arhizus (Pers.) Rausch. De soortnaam arhizus is onzinnig, aangezien dit „zonder wortel“ betekend. En dat voor een soort die juist gekenmerkt wordt door een zeer lange wortel.