|
Algemeen.
Het Vliegend hert (Lucanus cervus) behoort tot de familie der Lucanidae, waarvan wereldwijd zo´n 900 soorten deel uitmaken. Het merendeel hiervan leeft in de tropen. Deze familie heeft als gemeenschappelijk kenmerk dat de larven in oude bossen leven waar een ruime hoeveelheid dood hout aanwezig is. Doordat onze bossen in de loop der tijd steeds opgeruimder werden en dood hout werd weggehaald, is het Vliegend hert zeer zeldzaam geworden. De larven leven namelijk van zacht, rottend hout. Ons Vliegend hert is hiervoor aangewezen op rotte, oude eiken (Quercus sp.).maar is ook te vinden op Beuk (Fagus sylvatica), Zwarte populier (Populus nigra), wilgen (Salix sp.), Walnoot (Juglia reglans), kers (Prunus sp.), Es (Fraxinus excelsior), linde (Tillia sp.) en Paardekastanje (Aesculus hippocastanum).
Verspreiding.
Nederland ligt aan de noordwestrand van het verspreidingsgebied van het Vliegend hert, waarbij de temperatuur waarschijnlijk te limiterende factor is. In Nederland is hij alleen nog in redelijke aantallen aanwezig in vier kerngebieden te weten de Veluwe, de Achterhoek, de kop van Noord-Limburg en in Zuid- Limburg. Hij is dan ook bij de wet beschermd. In Limburg is hij te vinden in het gebied rondom Groesbeek en in Zuid-Limburg. De populaties in Groesbeek lijken door te lopen in het Duitse Reichswald.
In Zuid-Limburg worden de meeste dieren waargenomen in een diagonale lijn van noordoost naar zuidwest, zeg maar van Brunssum-Kerkrade naar Eijsden. In de regio Vijlen-Vaals zijn er nauwelijks waarnemingen en hetzelfde geldt voor het noordwestelijk deel aan de rand van het Maasdal. Dit is opvallend, want er liggen toch veel bossen en holle wegen in deze gebieden.
Biotoop.
Door de afhankelijkheid van dood hout is het Vliegend hert gebonden aan bossen en houtwallen. Vroeger werd aangenomen dat de soort met name gebonden was aan eikenbossen, maar tegenwoordig wordt ervan uitgegaan dat de broedplaatsen zich juist niet in de dichte (eiken-) bossen bevinden, omdat het daar te koel is, maar eerder in halfopen landschappen zoals houtwallen en gevarieerde bosranden.
Uiterlijk.
Het Vliegend hert is een indrukwekkende kever, niet alleen door zijn afmetingen -het is de grootste kever van Centraal-Europa met een lengte tot 8 centimeter- maar ook door de enorme kaken van de mannetjes. Dit is het gewei, waardoor de mannelijke dieren wel een beetje op een hert lijken. Het kan wel een derde van de lengte van het dier innemen, deze lengte is overigens sterk afhankelijk van de omstandigheden in het larve stadium. Dieren die tijdens het larve stadium voedselgebrek hebben gehad, hebben een kleiner gewei dan dieren die een rijk gedekte dis hadden. Hiermee kunnen ze behoorlijk knijpen en voeren gevechten uit waarbij ze hun rivaal proberen om te gooien. Het gewei dient echter vooral om rivalen en potentiële partners te imponeren. Op zoek naar een partner zoeken ze een markant punt in de omgeving op. Vaak kun je de mannetjes lopend over takken of over de grond aantreffen wanneer ze op zoek gaan naar een vrouwtje. Omdat dat meerdere mannetjes doen, komen vaak concurrenten op dit punt af en volgen er soms gevechten. Op warme zomeravonden vliegen ze door de lucht op zoek naar vrouwtjes -iets dat de vrouwtjes zelf overigens niet kunnen- vandaar de naam Vliegend hert. Hierbij maken hun vleugels een zacht zoemend geluid. De vrouwtjes zijn door het ontbreken van het gewei veel kleiner dan de mannelijke dieren. Hun kaken zijn veel kleiner en zij gebruiken ze om voedsel te zoeken of om gangen te maken in rot, zacht eikenhout waarin de eitjes worden gelegd. De dieren leven als imago van de suikerrijke sappen van eiken en Beuken (Fagus sylvatica).
Larven.
De larven zijn wit met zes stompe, zachte oranje pootjes en een oranje kop. De larve lijkt op de larve van de Meikever (Melolontha melolontha), maar is met een lengte van 12 cm veel groter dan deze. Het geluid lijkt op dat van een cicade. De larven zijn aangewezen op ondergronds dood (eiken-) hout dat is aangetast door witrotschimmels. De larven voeden zich met de cellulose en lignine van het dode, vermolmde hout, maar zijn zelf niet in staat vers dood hout af te breken en maken hiervoor gebruik van de schimmels. Daarbij is het van belang dat de bomen in de late lente of de zomer gekapt zijn, aangezien zich in de herfst en winter veel looizuur in het hout verzamelt. Als er veel looizuur in het hout zit komen er namelijk geen witrot- maar bruinrotschimmels tot ontwikkeling. Bruinrotschimmels breken echter geen lignine en cellulose af waardoor deze niet voor de larven beschikbaar komen. Daarbij is het een groot probleem dat vanwege de wetgeving met betrekking tot de broedtijd van vogels er geen bomen gekapt mogen worden vanaf 15 maart tot begin juli en de werkzaamheden in bossen vaak grotendeels in de winter plaatsvinden. Niet alleen de aanwezigheid van de juiste schimmels, maar ook een bepaalde vochtigheid en temperatuur zijn van belang voor de larvenontwikkeling.
De larven leven in de humeuze aarde en in het vermolmde hout, waarbij de jonge larven op de grens van het aangetaste hout en de aarde leven, de meer volgroeide larven leven juist verder van het hout af. De larven zitten doorgaans op een diepte van 15 tot 40 cm onder de grond.
Omdat het hout waarin ze leven niet veel voedingsstoffen bevat en de larven erg groot moeten worden om te kunnen verpoppen, duurt het larve stadium erg lang, bij optimale omstandigheden drie jaar, bij slechtere omstandigheden tot wel acht jaar. Ook de duur van de verpopping kan variëren -van enkele maanden tot een jaar- omdat deze afhankelijk is van de temperatuur en vochtigheid van de omgeving. De verpopping vindt in het najaar, doorgaans in september, plaats. Hierbij kruipen de larven de grond in. Op een diepte van 15 tot 20 centimeter wordt een holte (de zogenaamde poppenwieg) gevormd waarin de verpopping plaatsvindt in een cocon van houtknaagsel. Het popstadium duurt slechts enkele weken en de volwassen kevers overwinteren en komen in de daarop volgende zomer, tussen mei en september, tevoorschijn.
Vliegende herten.
Volwassen Vliegende herten zijn te vinden vanaf eind juni tot midden augustus. De toptijd ligt in juli. Ze worden enkele weken oud, de mannetjes doorgaans niet meer dan een maand, de vrouwtjes maximaal 19 dagen. De mannetjes vallen daarbij veel meer op omdat ze rondvliegen. De vrouwtjes zitten vaak ergens tegen een boomstam of op de grond. De mannetjes moeten rondvliegen om op zoek te gaan naar een partner. Dit doen ze op zwoele zomeravonden, meestal vanaf het begin van de schemering. Soms je ze ook aantreffen op plekken waar bomen „bloeden“. Deze plekken kunnen soms enkele meters hoog zitten en zijn herkenbaar omdat ze vaak iets donkerder van kleur zijn. Overdag zitten de dieren ook vaak weggekropen in de boomkruin of tussen Klimop (Hedera helix). De volwassen dieren leven van de sappen van bomen, met name van oude eiken. Bij gebrek hieraan nemen ze ook genoegen met overrijp gebarsten fruit, met name kersen die in de periode dat de kevers actief zijn rijp worden. De suikerhoudende sappen worden met de penseelvormige onderlip opgenomen.
De kleur van de glanzende dekschilden van het Vliegend hert is diep roodbruin, terwijl het borststuk en de brede kop zwart zijn en een iets ruwere structuur hebben. De vrouwtjes vliegen weinig, in tegenstelling tot de mannetjes, en dat betekent dat herkolonisatie van verdwenen leefgebieden vaak erg langzaam gaat De mannetjes kunnen in hun leven maximaal enkele honderden meters afleggen.
Verspreiding in Nederland en Nederlands-Limburg.
Nederland ligt aan de noordwestrand van het verspreidingsgebied van het Vliegend hert, waarbij de temperatuur waarschijnlijk de limiterende factor is. In Nederland is de kever alleen nog in redelijke aantallen aanwezig in vier kerngebieden. Dit zijn de Veluwe, de Achterhoek, de kop van Noord-Limburg en Zuid- Limburg. Hij is dan ook bij de wet beschermd. In Limburg leeft het Vliegend hert in het gebied rondom Groesbeek en in Zuid-Limburg. De populaties in Groesbeek lijken door te lopen in het Duitse Reichswald.
In Zuid-Limburg worden de meeste dieren waargenomen in een diagonale lijn van noordoost naar zuidwest, zeg maar van Brunssum-Kerkrade naar Eijsden. In de regio Vijlen-Vaals zijn er nauwelijks waarnemingen en hetzelfde geldt voor het noordwestelijk deel aan de rand van het Maasdal. Dit is opvallend, aangezien er toch veel bossen en holle wegen in deze gebieden liggen. In Zuid-Limburg liggen de meeste vindplaatsen in holle wegen. Vliegende herten zijn ondermeer gevonden in Oirsbeek (2005), in Houthem (2000), op de Riesenberg (2000), in de Hondsberggrub (2000/2001), in Jabeek en Bingelrade (2004-2007), in Heer bij St. Josef (1999), de Kluisweg in Gronsveld (1998), op de Riesenberg (2000), in Schinnen (1987 en 2010), Grensweg te Milsbeek (2003), Rimburg (1994), Mheer (1993) en bij Nuth. In 2009 kwamen meldingen uit onder meer Nuth, Voerendaal, Klimmen, Jabeek, Bingelrade, Milsbeek, Boukoul en Heibloem. Langs de Dorweg in het Savelsbos zijn in de herfst van 2011 broedstoven voor het Vliegend hert aangelegd.
De status van het Vliegend hert in Midden-Limburg was lange tijd onzeker, maar tussen 2007 en 2010 werden er weer waarnemingen in dit gebied gedaan. Onder meer in de buurt van Sint-Odiliënberg, Maasbracht en de Meinweg.
Vliegende herten in Onderbanken.
In een aantal holle wegen in het agrarische cultuurlandschap in de gemeente Onderbanken, om precies te zijn de Etzenraderweg tussen Etzenrade en Jabeek, de Merkelbekerweg tussen Jabeek en Bingelrade en de Maastrichterweg tussen Bingelrade en Etzenrade komt nog een florerende populatie van het Vliegend hert voor. Vroeger lagen er nog meer holle wegen, maar een deel hiervan is verdwenen door een ruilverkaveling. De oudste gegevens over het voorkomen van Vliegende herten stammen al uit 1914 uit de omgeving van Merkelbeek. In 1970 en 1980 is één exemplaar wargenomen in Jabeek, in 1995 ook één exemplaar in Schinveld. In het verleden werden hier jaarlijks tientallen kevers doodgereden, zowel door lijnbussen als door sluipverkeer van auto’s. Maar ook (brom) fietsen zorgen voor dodelijke slachtoffers onder de kevers. Door Jos Vantilt, voorzitter van het IVN Brunssum-Onderbanken, werd sinds 2007 veel aandacht voor deze problematiek gevraagd. En met succes. In de zomer van 2009 ging een deel van de wegen op slot, in 2010 en 2011 werd dit gecontinueerd. Er kwamen speciale waarschuwingsborden met daarop de afbeelding van een mannetje Vliegend hert en daaronder de tekst: ‘Pas op! Vliegend hert’.
Daarbij kiest in de zomer zelfs de lijnbus een andere route. De wegafsluiting geldt voor de hele periode waarin de imago’s van het Vliegend hert actief zijn, van 1 juni tot 1 september. Alleen boeren kunnen met hun tractors de wegen wel in, deze zijn namelijk afgesloten met een tractorsluis. De afsluiting lijkt te werken, het aantal overreden Vliegende herten is met meer dan de helft teruggedrongen. Waren er het in 2007 circa 192, in 2010 waren het er nog maar 75.
Ook wordt er gewerkt aan de verbetering van het leefgebied van het Vliegend hert. Zo worden oude eiken niet meer opgeruimd maar blijft het dode hout ter plekke aanwezig zodat daarin de larven kunnen opgroeien. Ook worden er speciale broedhopen aangelegd van ingegraven boomstammen waarop de sporen van bepaalde paddenstoelen worden geënt. Er is een subsidie van 220.000 Euro beschikbaar voor de bescherming van het Vliegend hert. Dit geld is afkomstig van de Gemeenten Onderbanken en Landgraaf, van de Provincie Limburg en van de Europese Unie.
Bescherming.
Het Vliegend hert is wettelijk beschermd, het staat in bijlage 2 van de Habitatrichtlijn, dat wil zeggen dat deze soort een lidstaatoverstijgend gemeenschappelijk belang heeft en er binnen de Europese Unie speciale beschermingszones moeten worden aangewezen. In Nederland is het Vliegend hert beschermd door de opname in de flora- en faunawet. Het Vliegend hert is beschermd omdat de soort in Noordwest-Europa een sterke achteruitgang laat zien.
|
|