Volmolen de Gouw in Vaals.
In de landelijke omgeving tussen Holset en Vaals lag in het verleden een heel industriecomplex. Dit was geconcentreerd rondom Volmolen de Gouw in het dal van de Zieversbergbeek.
Het molengebouw heeft een U-vorm. De westelijke poot ervan is echter grotendeels verdwenen. De middelste vleugel telt twee bouwlagen met een zolder en een kelder. De rechtervleugel is in de 19e eeuw verbouwd tot woonhuis. Hierbij zijn de ramen deels dichtgemetseld. Op het dak stond vroeger een kleine klokkentoren. De volmolen zelf verkeerde anno 2008 in zeer slechte staat en werd derhalve aangekocht door Stichting „Het Limburgs Landschap“.
De molen is niet altijd als volmolen in gebruik geweest. In de 17e eeuw werd op deze plek melding gemaakt van een messingmolen. Messing werd verwerkt in het aangrenzende Belgische en Duitse buitenland en enkele protestante messingmakers die het katholiek Aken ontvlucht waren, vestigden zich in Vaals. Het zink dat gebruikt werd bij het maken van de ertsen was afkomstig uit de mijnen in La Calamine en Plombières, terwijl het koper uit de Harz en zelfs uit Scandinavië kwam.Een vroegere eigenaar van molen de Gouw, Bartholomeus Fredericus Fauche,was niet zonder reden afkomstig uit Göteborg.
In 1736 verdween de messingindustrie en werd een volmolen gebouwd. Rondom de molen waren in verschillende gebouwen weefgetouwen opgesteld. Deze werden in eerste instantie ook door de molen aangedreven. Na het spinnen en weven werden de wollen lakens gevold. Dit houdt in dat ze met behulp van urine en klei zolang gestampt werden dat de vezels verdichten en de stoffen beter waterafstotend werden. In de 19e eeuw is Richard Boventer uit Vaals eigenaar van de volmolen. In 1885 werd in een bijgebouw een stoommachine gebouwd voor de aandrijving van de machines.
Tot twee keer toe brandde de molen uit, maar steeds werd hij weer herbouwd. In 1905 verdwenen de weefgetouwen en de volmolen werd omgebouwd tot graanmolen. Na de Tweede Wereldoorlog begon de molen langzaam te vervallen.
De waterraderen werden aangedreven door de Zieversbeek. Dit is echter een beekje met een zeer geringe inhoud en is dus normaliter niet in staat om een molen aan te drijven. Daarom wird het water opgevangen in twee grote molenvijvers. Deze zijn,weliswaar dichtgegroeid, nog steeds aanwezig. Via een kanaaltje werd het water van de vijvers naar het waterrad geleidt. Dit was een bovenslagrad.
Rondom de molen liggen langs de Zieversbeek drassige graslanden met Dotterbloemen (Caltha palustris) en zeggen (Carex sp.). Ook ligt er een grote hoogstamboomgaard.