De bossen op de oostelijke Maasdalhelling vormen één van de weinige leefgebieden van de zeldzame Vuursalamander (Salamandra salamandra). Een ander gebied is het Boven-Geuldal. Deze grote landsalamander heeft een tropisch uiterlijk door zijn zwart met gele vlekken. De dieren kunnen een lengte van ongeveer 16 centimeter bereiken, maar er komen soms ook exemplaren voor die aanzienlijk groter zijn. De grootste die in het Bunderbos is gevonden, had een lengte van 20 centimeter. Vuursalamanders zien er nogal plomp en onbeholpen uit met hun ronde romp en rolronde poten en staart. Ze lijken ook wel een beetje op een plastic speelgoeddier. De grondkleur van de Vuursalamander is pikzwart en op zijn rug lopen twee frequent onderbroken felgele lengtestrepen. De opvallende kleuren zijn een teken voor het feit dat de Vuursalamander giftig is. Uit klieren over zijn hele lichaam komt bij gevaar een giftige, melkachtige substantie naar buiten, dat bij mensen kan leiden tot huidirritaties. Voor dieren kan het gif ook gevaarlijk zijn, zo bestaan er gevallen van honden die in het buitenland stierven nadat ze een Vuursalamander hadden opgegeten. Overdag houden de dieren zich schuil onder stenen, planken, boomstronken, holtes tussen boomwortels, houtstapels, omgevallen bomen, hopen bladeren en spleten in de oever van beekjes. Deze schuilplaatsen dienen zeer vochtig te zijn, te natte plekken worden echter vermeden. Alleen ' s nachts of bij hoge luchtvochtigheid, zoals na een zomers regenbui, komen ze naar buiten. Ze zijn dan te vinden in het bos, langs beekjes of in moerassige gebieden. Ook zitten ze weleens op meer open plaatsen zoals bospaden, open plekken in het bos en in weilanden. Vuursalamanders zijn zeer plaatstrouw en zijn dus vaak hun hele leven lang, soms wel 50 jaar achtereen, op een gebied van enkele tientallen vierkante meters te vinden. Zijn typische leefgebied, vochtige loofbossen in heuvelachtig terrein, die doorsneden worden door bronbeekjes, zijn in het Bunderbos ruimschoots voorhanden. De Vuursalamander leeft in dit bos in drie deel populaties tussen Geulle en Bunde, waarvan de grootste in het Bunderbos tussen Oostbroek en Bunde te vinden is. Hier zijn van deze zeer zeldzame soort op een gebied van een halve hectare honderden volwassen dieren bijeen te vinden. Zulke hoge dichtheden werden in bekende Vuursalamandergebieden in Eifel en Ardennen nooit aangetroffen. De populatie in het Bunderbos is reeds vanaf het begin van de 20e eeuw bekend. De eerste vondst van een exemplaar werd gemeld in 1915.
Het versperidingsgebeid in het Bunderbosch wordt begrensd door de kernen Snijdersberg, Stommeveld, Moorveld, Kasen, Bunde, Brommelen, Westbroek en Hulsen. Ook zijn er enkele waarnemingen ten westen van het Bunderbos waar enkele beekjes die afkomstig zijn uit het bos afwateren op de Grensmaas. De soort komt onder meer voor in een klein bosjes tussen Westbroek en Oostbroek, helemaal geisoleerd van de rest van de populatie.
De salamander voedt zich met regenwormen en naaktslakken, die hij meestal 's nachts bijeen scharrelt.
's Winters kruipt hij diep weg in verlaten muizenholen of andere normaal ook gebruikte schuilplaatsen. Zodra de temperatuur boven de 5-8 °C stijgt, ontwaken de Vuursalamanders uit hun winterrust. In maart en april, bij uitzondering al in november tot december, gaat de vrouwtjes op zoek naar helder, zuurstofrijk water. De vrouwtjes lopen dan met hun achterlijf het water in en zetten de larven dan af op plekken waar het water niet te snel stroomt, zoals beekjes, bronputten, bospoelen en kwelsloten. Na ongeveer vier maanden is de metamorfose voltooid en trekken de jonge salamanders het land op. De drie tot vier centimeter grote, bruin gekleurde larven met uitwendige kieuwen veranderen dan in mini- Vuursalamanders. De voortplanting vindt plaats in juli en augustus. Mannelijke dieren zoeken daarbij bewust de vrouwtjes op. Het mannetje kruipt bij de paring onder het vrouwtje en sjouwt enige tijd met haar rond. Hij zet vervolgens het zogenaamde spermakegeltje af en schuift het vrouwtje ernaartoe, zodat zij dit kan opnemen.
Volwassen dieren leven vrijwel uitsluitend op het land.