Wehebachforel.
De Wehebachforel (Salmo trutta fario) is de naam voor de oorspronkelijk in de Rur en haar zijbeken inheemse forellensoort. Het is de enige wilde stam die in Nordrhein-Westfalen officieël erkend wordt. Uit het genetische onderzoek blijkt dat het een zuivere stam is.
De Wehebachforel heeft een typisch uiterlijk. Opvallend is onder meer de scherpe scheiding tussen de zwarte punten die vooral op de rug staan en de scharlaken rode punten die zich hoofdzakelijk in een vrij smalle band op de flanken bevinden. De rode punten zijn in tegenstelling tot andere rassen ook relatief klein. Op de kieuwdeksels en op de kop staan veel zwarte punten. De dieren blijven doorgaans ook relatief klein van formaat. In hun derde jaar zijn ze vaak slechts 30 cm, terwijl andere soorten 35 cm bereiken op die leeftijd.
De Wehebachforel is bij toeval ontdekt door een viskweker, Mohnen, aan de voet van de Wehebachtalsperre. De vissen spoelden bij hoogwater in zijn kweekvijvers en werden daarna onderzocht. Het bleek om een wilde soort te gaan. Diezelfde soort bleek ook in de Kall en in de Perlenbach voor te komen. Uit deze wilde stam wordt met 450 vrouwelijke dieren verder gekweekt. Voor het kweken zijn twee kilometer stroomafwaarts van de Wehebachtalsperre wilde mannetjes gevangen waarmee de vrouwtjes uit de kweek bevrucht konden worden. De gekweekte exemplaren worden gebruikt voor uitzettingen in de Rur, de Worm en Wehebach. Het kweken met de Wehebachforel is vrij duur in verhouding met andere rassen. De dieren blijven namelijk schuw, zijn zeer gevoelig voor schimmelvorming en er komen evenveel mannetjes als vrouwtjes voor. Je kunt er dus niet teveel bij elkaar in een vijver zetten. Daarnaast groeien ze ook nog eens langzaam. Opvallend is dat veel dieren (70%) last hebben van vissenbloedzuigers.
Ook in de benedenloop van de Wehebach, nabij de monding in de Inde zijn wilde forellen aangetroffen.
Het behoud van de wilde Wehebachforel is van belang. De soort is namelijk het best aangepast aan het leven in deze omgeving, met name in de morfologisch zeer diverse Rur. De Wehebachforel is van belang voor de Rivierparelmossel (Margeritifera margeritifera), omdat diens glochidiën zich in de kieuwen nestelen. Bij andere soorten worden ze afgestoten. Daarbij speelt de tijd van de ei-afzet van de forel een rol. Deze kan, afhankelijk van de soorten of rassen van de forellen, nogal variëren. Daardoor lukt het in gemengde populaties vaak niet tot voortplanting te komen. De voortplantingstijd is bij uitgezette soorten vaak ook niet aan het leven in de Rur aangepast..
Veel visclubs zetten rassen uit die gemakkelijk kweken. De soorten die doorgaans door vissers worden uitgezet jagen niet fatsoenlijk. Vaak is met name de grotere dieren dan ook geen lang leven beschoren, zodat er korte tijd na de uitzet alweer nieuwe dieren uitgezet moeten worden. De dieren die voor het uitzetten worden gebruik zijn meestal enkel vrouwtjes. Ook zijn het vaak geen zuivere soorten, maar kruisingen met Zeeforel (Salmo trutta trutta) of Regenboogforel (Oncorhynchus mykiss). Ook kunnen de uitgezette soorten zich niet zelf in stand houden in de Rur. Voortplanting lukt niet en dus moeten er steeds weer nieuwe dieren uitgezet worden. De wilde soort is een betere trekvis en bereikt ook na het terugtrekken uit zee weer de paaigronden..
Bij een vangstation bij de brug van de autoweg A4 over de Rur bij Düren zijn allerlei verschillende stammen forellen gevonden. Er is een sterke menging van soorten in dit gebied. Bij de vistrap van de ECI-centrale zijn ook al Wehebachforellen gevonden die terugkwamen uit zee.