Wilde marjolein (Origanum vulgare) is een typerende soort in kalkgraslanden. Ze is niet perse aan kalkgraslanden gebonden, maar groeit ook in allerlei andere schraallanden. Door de vele bloemen die de soort bezit is het een belangrijke nectarplant en in de zomer weten dus ook allerlei soorten insecten haar te vinden. De planten worden tussen 20 en 50 centimeter hoog. Ze hebben wortelende uitlopers. De stengels zijn opstijgend en vaak paarsgroen van kleur. Ook zitten er veel klierharen op de stengels. De planten zijn aromatisch en worden als keukenkruid gebruikt. In Nederland is de soort overigens beschermd. De bladeren zijn kort gesteeld, eivormig en vaak onduidelijk gekarteld. Vaak staan in de bladoksel korte vertakkingen die een bloemhoofdje dragen. De vleeskleurige bloemen staan in dichte hoofdjes. De kelkbladeren zijn paars en bepalen ook veel van het aanzien van de planten.
Wilde marjolein groeit graag op zonnige, vrij droge plaatsen op een matig voedselrijke bodem. Graag staat ze op tamelijk steile zuidhellingen waar de kalk vrij dicht onder de oppervlakte ligt. Dat kunnen kalkgraslanden zijn, maar ook wegbermen. Wilde marjolein kan het lang uithouden in een verruigende vegetatie. Daar blijft ze dapper standhouden tussen hoog opschietende grassen.
In Nederland is Wilde marjolein vooral te vinden in Zuid-Limburg. Daarnaast groeit ze ook in het Deltagebied en op enkele plekken langs de grote rivieren.