Winterakoniet (Eranthis hyemalis) is een zeer vroege bloeier. In milde winters verschijnen de boterbloemgele bloemen al begin februari. De bloeitijd ligt in februari en maart, doorgaans samen met de Sneeuwklokjes (Galanthus nivalis). Winterakoniet heeft een knolvormig verdikte wortelstok waaruit de 5 tot 15 cm lange bloeistengels ontspruiten. Vanaf het eind van de lente tot het eind van de winter trekt de plant zich terug in deze knol. Als het kronendak zich sluit, is er namelijk te weinig licht voor de bladeren en sterven ze af. De bloeistengel draagt bovenop slechts één, 2,5 cm grote bloem die herinnert aan een boterbloem. Geen wonder overigens, want Winterakoniet behoort tot de Ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De bloem heeft zes langwerpige boterbloemgele bloemdekbladeren (eigenlijk zijn dit de kelkbladeren). De kroonbladeren zijn vervormd tot kleine honingbakjes of nectariën die korter zijn dan de meeldraden en aan de buitenkant daarvan staan. De bloemen zijn alleen bij zonnig weer geopend en worden bij koud of nat weer, evenals ´s nachts, gesloten. Bij zonnig weer worden ze bezocht door allerlei insecten, waaronder bijen, vliegen en hommels, aangezien er zo vroeg in het jaar nog nauwelijks andere nectarbronnen voorhanden zijn. De vruchten zijn kokervormig en bezitten veel zaden. Regendruppels slingeren de zaden dan uit de rijpe vruchten. De zaden worden daarna door mieren naar hun nest meegenomen en zo verder verspreid. De mieren doen dat overigens niet geheel voor niets, aan de zaden hangt namelijk een mierenbroodje. Dit is een pakketje met wat extra voedingsstoffen dat door de mieren wordt gegeten. De bloemstengel is vijf tot vijftien cm hoog.
Onder de bloemen staan drie diep handvormig ingesneden schutbladeren die de bloem lijken te dragen. Deze bladeren lijken wel wat op een parmantig groen kraagje. De wortelbladeren verschijnen pas na de bloei en zijn lang gesteeld en eveneens diep handvormig ingesneden.
Verspreiding.
Winterakoniet komt uit de Zuid-Europese berggebieden. De verspreiding loopt van Zuidoost-Frankrijk via Italié en voormalige Joegoslavië tot Bulgarije. Ze heeft een voorkeur voor vochtige loofbossen, maar groeit ook in wijngaarden en tussen struikgewas. In de Toscane groeit ze bijvoorbeeld in beukenbossen. Daarbij groeit ze vooral op kalkhoudende bodems in gebieden waar de bovengrond in de zomer uitdroogt. De bloeitijd in zuidelijk Europa ligt wat vroeger dan bij ons, namelijk van januari tot maart.
Een stinzenplant.
In onze omgeving is Winterakoniet een stinzenplant. Haar oorspronkelijke verspreidingsgebied ligt ver buiten onze omgeving, maar de plant is vanwege haar fraaie bloemen al vroeg hier ingevoerd. In Midden-Europa raakte ze in parkbossen, boomgaarden en wijgaarden ingeburgerd. Sinds 1570 is ze in België als sierplant in zwang, Nederland volgde een halve eeuw later. Dit past in het gehele West-Europese beeld, waarbij Winterakoniet vanaf de tweede helft van de 16e eeuw in tuinen verscheen. Vanaf eind 18e eeuw wordt de soort veel aangeplant in Duitse landschapsparken. Winterakoniet komt op buitenplaatsen en in oude tuinen vrij vaak voor. Hier is ze inmiddels ingeburgerd en zaait zich, mits de omstandigheden voor de soort gunstig zijn, ook goed uit. Winterakoniet is inmiddels dusdanig ingeburgerd dat ze goed standhoud en zich plaatselijk ook kan uitbreiden. Dat ze niet uit deze regio komt is wel te merken, ze zal zich niet spontaan in een nieuwe omgeving vestigen. Winterakoniet heeft een voorkeur voor leemhoudende bodems en groeit graag onder bijvoorbeeld paardenkastanjes. Helaas stamt het grootste deel van de in de handel verkrijgbare Winterakonieten nog steeds uit exemplaren die in het wild in met name Turkije worden verzameld.