Aan de noordrand van de Duitse middelgebergtes komen op diverse plekken ertshoudende gesteentes aan de oppervlakte. Met name ijzerertsvoorkomens vormden de basis voor talrijke ijzersmelterijen en ijzerpletterijen in de Eifel, in het Siegerland en in het Sauerland.
De zink- en loodertsen aan de rand van de Eifel zijn gevormd door hydrothermale afzettingen. Door het opstijgen van heet mineraalhoudend water door spleten in de aardkorst konden de metalen zich afzetten in de poriën van het kalkgesteente. De spleten in het Devonisch en Carbonische kalksteen ontstonden door de vorming van de Eifel en Ardennen, waarbij de gesteenten geplooid en verschoven werden.
Hydrothermale afzettingen worden normaal veroorzaakt door magmavorming op grote diepte veroorzaakt. In dit gebied ontstonden ze waarschijnlijk ongeveer 250 miljoen jaar geleden. De ertsen in Plombières zijn echter niet ontstaan doordat een magmatische oplossing afkoelde, maar doordat het sediment waarin de minerale deeltjes zaten na een tijdje oploste, naar een hoger niveau werd getild en door de warmtedruk bij de gebergtevorming omhoog kwam. Schalenblende werd waarschijnlijk afgezet bij een temperatuur tussen de 100 en 200 ° C. Zodra het hete mineraalhoudende water in contact kwam met de kalksteen reageerde het hiermee en vielen de opgeloste mineralen uit. De kalksteen werd hierdoor aan de randen van de spleten opgelost, dit is een zogenaamde metasomatische ontwikkeling. De verschillende laagjes in de Schalenblende werden tijdens verschillende afzettingsfases gevormd. Aan deze gelaagdheid binnen het gesteente -schalen zijn lagen- dankt de Schalenblende ook haar naam.
De vorming van ertsen is altijd gebonden aan de ligging van breuken. In de omgeving van Stolberg liggen de Sandgewandbreuk en de Feldbissbreuk.
Aan de oppervlakte begonnen de afgezette ertsen te oxideren, zodat het primaire erts Schalenblende werd omgevormd tot het secundaire erts Galmei
Galmei
Galmei is de verzamelnaam voor niet-sulfidisch zinkertsen, ertsen dus die geen zwavel bevatten. Onder galmei vallen de carbonatische zinkertsen, waaronder smithsonit ofwel zinkspaat (ZnCO3), kiezelzinkerts (Zn (Si2O7(OH)2).2H20) en willemiet Smithsonit is vaak te zien als een lichte, vaak roodachtig bruine, korst te zien. Willemiet als een wittige korst op de stortbergen, dit erts werd in 1830 door de geoloog Levy voor het eerst in La Calamine beschreven en vernoemd naar Koning Willem van Holland.
In La Calamine werden overigens nog twee nieuwe mineralen ontdekt, namelijk Fraipontit in 1883 door Cesaro en Hopetit in 1822 door Brewster. Galmei was zeer belangrijk in het begin van het industriële verwerken van zinkertsen. Het is een secundair erts dat ontstaat door het omvormen (Metasomatose) van Schalenblende aan de oppervlakte, in de zogenaamde oxidatiezone. Deze omvorming begint aan het aardoppervlak en gaat langzamerhand steeds dieper. Daarom komt Galmei alleen aan de oppervlakte -tot een diepte van 80 tot 100 meter- voor en Schalenblende alleen diep in de grond. Galmei werd dus met name in dagbouw gewonnen. In enkele gevallen, zoals bij de Altenberg in La Calamine, in de Herrenberg bij Eilendorf en in Kirchfeld-Heidchen won men ook Galmei in ondergrondse mijnen, maar deze waren ook niet erg diep.
Schalenblende.
Schalenblende ofwel Blende zonaire is een primair erts. Het wordt gevormd door drie mineralen zink, lood en ijzer in combinatie met zwavel. Hierdoor bevat schalenblende doorgaans zinkblende of sphalerit (ZnS), loodglans (PbS) of galenit en pyriet of markasit (FeS2). Dat schalenblende uit meerdere mineralen of metalen bestaat, komt door de gelijke paragenese (vorming) van deze metalen. Schalenblende is waarschijnlijk ontstaan uit waterige oplossingen met een relatief lage temperatuur van 100-200 º Celsius waarin de mineralen opgelost zaten. Deze zetten zich af in de spleten in het kalkgesteente en in de kalksteen zelf. Dit gebeurde in Stolberg circa 250 miljoen jaar geleden. Doordat de samenstellingen van de oplossingen regelmatig veranderde, zijn de typerende banden in de schalenblende ontstaan. Tijdens iedere nieuwe fase werd een nieuwe laag op de oude gevormd. Vaak zitten tussen de lagen ook dikke knollen, zogenaamde spheroiden. Schalenblende is een redelijk onopvallend mineraal, pas wanneer het geslepen wordt valt de aparte zonering op. Bij het zoeken naar Schalenblende moet men letten op het niervormige, knolachtige of druiventrosachtige uiterlijk en het relatief hoge gewicht. De kleur is vuilgrijs.
Loodglans
Loodglans (PbS) is een verbinding van lood en zwavel. Loodglans kan aan het aardoppervlak omvormen tot Cerrusit, maar dit is slechts in geringe mate gebeurt. Loodglans wordt in de omgeving van Stolberg vrijwel alleen samen met zinkerts gevonden. In de omgeving van Mechernich, Maubach, Dottel en Keldenich komt loodglans ook als los mineraal voor in het Buntsandstein. De naam loodglans is afgeleidt van de intensieve, metaalzilverige glans die op verse breukplekken in het erts voorkomt. In de omgeving van Stolberg zijn de losse kristalen van loodglans vaak goed herkenbaar.
Lood werd gebruikt voor het maken van figuren, urnen, scheepsankers (gewichtsankers), drukleidingen voor waterleidingen en voor het gieten van muurankers.
Markasiet.
Markasiet (FeS2), een verbinding van zwavel en ijzer, was als erts nooit van groot belang. Alleen voor het maken van zwavelzuur werd het zo nu en dan gewonnen in de omgeving van Stolberg. Markasit is vaak omgevormd tot limonit. Dit limonit, ook wel ijzersteen genoemd, werd vroeger vaak gewonnen om ijzererts te winnen en had vaak wel een economische betekenis. Markasiet komt in de omgeving van Stolberg vaak aan de buitenkant van de schalenblende voor, terwijl het in de Belgische gebieden juist meer aan de binnenkant zit.
Zinkblende
Zinkblende (ZnS) is een sulfidisch ofwel zwavelhoudend erts, waarin het zink is verbonden met zwavel. Vanwege het hoge zwavelgehalte was dit erts lange tijd niet bruikbaar. De naam "blende" werd reeds in de 16e eeuw door Georg Agricola gebruikt, omdat het erts de mijnwerker verblind en bedriegt. In het begin was dit erts door zijn hoge gewicht en zijn metaalglans op het eerste oog aantrekkelijk voor de ertsdelvers, tot bleek dat het niet verwerkt kon worden. Mineralogisch wordt zinkblende ook wel sphaleriet genoemd, een Grieks woord dat ook bedriegend betekent. Pas toen in de 19e eeuw nieuwe mogelijkheden om zink te winnen werden uitgevonden, werd het van economisch belang. Zinkblende wordt meestal in de ijzerrijke (ijzergehalte tot 10%) en een ijzerarme variant gevonden. De ijzerrijke zinkblende is donkerbruin tot zwart van kleur, terwijl de ijzerarme variant lichtbruin tot geel gekleurd is.