Bosbouw in Zweifall.
Lange tijd was de bosbouw een belangrijke bron van inkomsten voor de inwoners van het Eifeldorpje Zweifall. Veel mensen leefden direct of indirect van de bosbouw. Ze waren actief in het kappen van hout, het afvoeren ervan naar de houtzagerijen, werkten in deze zagerijen of maakten eindproducten van het gezaagde hout. Door de concurrentie met hout uit andere delen van Duitsland, Scandinavië en overzees hardhout, nam het belang van de bosbouw echter steeds meer af. Rond 1850 telde Zweifall maar liefst tien zagerijen. Daar zijn er nu nog twee van over. De eerste zagerijen werden aangedreven door waterkracht. Later kwam het gebruik van stoommachines in zwang en na 1900 gas- en dieselmotoren. Vanaf 1950 worden de zagen electrisch aangedreven.
De eerste zagerij was een zaagmolen die in 1850 gesticht werd door houthandelaar en burgemeester Johann Lennartz. Vanwege de onregelmatige watertoevoer lag de molen in 1864 drie zomers achtereen stil. Om toch hout te kunnen leveren, had Lennartz ook enkele arbeiders in dienst die handmatig aan de slag gingen als er niet genoeg water was.
Rond diezelfde tijd stichte de Rheinisch-Nassauische Gesellschaft in de Münsterau, stroomafwaarts van de Junkershammer, een houtzagerij die door een stoommachine werd aangedreven.
In 1889 opende houthandelaar Matthias Peter Krings in de Luersbend een mobiele houtzagerij. Een verplaatsbare stoommachine, een zogenaamde lokomobile, werd gekoppeld aan een cirkelzaag. Er werden onder meer planken gezaagd. Deze zagerij kwam rond de eeuwwisseling in handen van August Schnitzler. In 1925 had deze circa 10 man in dienst. De bedrijfsgebouwen waren uit hout opgetrokken maar hadden wel dakpannen op het dak. In 1903 richten Peter Kuchem en Wilhelm Harpers gezamenlijk een houtzagerij met een vaste stoommachine op. Ook hier waren rond 1955 de meeste gebouwen van hout, enkel het pand waarin de motor stond was uit steen opgetrokken. Daarnaast stond de schoorsteen.
Karl Krings stichte na de Eerste Wereldoorlog een zagerij in de Münsterau.
Na de Tweede Wereldoorlog stichten Theodor Körner en Hubert Hillemanns in de Finsterau een zagerij.
Eveneens na de Tweede Wereldoorlog opende Johann Koch in Zweifall een zagerij.
In de Münsterau staat houtzagerij Krings waar pallets en kisten gemaakt worden. Er wordt zowel naaldhout (Fijnspar, Zilverspar, Douglasspar en Lariks) als loofhout (Beuk en eik) verwerkt. Deze zagerij werd in 1897 door Jakob Krings gesticht.
Tegenover Forsthaus Zweifall ligt zagerij Harpers. Deze werd in 1899 gesticht door de zonen van Wilhelm Harpers. Er wordt verpakkingsmateriaal voor de glasindustrie, sanitair, metaal en machinebouw geproduceerd. Daarnaast worden er kisten en pallets gemaakt.
Houtzagerijmuseum Zweifall.
Om de kennis over de vroegere houtzagerijen, die vaak op waterkracht werkten, levend te houden, werd in 2008 een houtzagerijmuseum gesticht. Dit werd geopend naast Forsthaus Zweifall. De bouw werd uitgevoerd door de vrijwilligers van de vereninging en door stagiaires van Forstamt Jülich. De zaag in het houtzagerijmuseum stamt uit de houtzagerij van Franz Groß uit Mulartshütte. Deze houtzagerij stamt uit de twintiger jaren van de vorige eeuw, maar de houtzaagmachine stamt uit 1934. Regelmatig worden hierop demonstraties gegeven. Tegenwoordig wordt er alleen maar hout van douglassparren gezaagd dat men van het Forstamt krijgt. Andere boomsoorten zouden namelijk nog granaatsplinters uit de Tweede Wereldoorlog kunnen bevatten waarop de zaagbladen kapot kunnen gaan. Er staat ook een Bandsäge die afkomstig is uit houtzagerij Schnitzler in Zweifall. En in 2012 komt er ook nog een houtzaagmachine uit 1920 uit Schwäbisch Hall naar het museum. Het museum is van 1 april tot 31 oktober geopend, zaterdags van 14.00 tot 17.00 uur en ´s zondags van 11.00 tot 16.00 uur. Demonstraties van de houtzaagmachine vinden iedere derde zaterdag van de maand om 16.00 uur plaats.
Werken in het bos in de vorige eeuw.
Het kappen van bomen ging vroeger met behulp van een bijl waarmee een wig in het hout werd gemaakt. Dit gebeurde door eerst een keer in een rechte hoek te slaan en daarop een inslag van 45 graden te richten.Vervolgens werd van de andere kant met een trekzaag gezaagd tot bijna bij het punt van de wig. Daarna kon de boom met een hefboom eenvoudig worden omgeduwd waarbij de wig als scharnierpunt dienst deed.
Vanaf de vijftiger jaren van de vorige eeuw werd de kettingzaag in de Eifel ingezet. De eerste kettingzagen waren nog lomp en zwaar. Zo was er een kettingzaag van 35 kilo zwaar die door twee man bediend moest worden. De afvoer van het hout was vroeger ook veel moeilijker, allereerst moest het op de karren geladen worden. Dit gebeurde doorgaans door twee stammen schuin tegen de kar op te zetten en deze dan door een of twee paarden aan touwen omhoog te laten trekken en door mensen omhoog te laten wrikken.
Later, vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw, gebeurde de afvoer met eenvoudige vrachtwagens. Rond 1980 kwamen de auto´s met een eigen kraan die zelf het hout erop konden laden in gebruik.
Na de Tweede Wereldoorlog waarin de meeste bomen in de omgeving van Zweifall kapot gingen, werden er Pflanzgarten aangelegd waarin nieuwe bomen gekweekt werden om nieuwe bossen te planten. Na de Tweede Wereldoorlog werden er veel Douglassparren (Pseudotsuga menziesi) aangeplant. Douglassparren wortelen dieper dan Fijnsparren (Picea abies) waardoor ze minder snel omvallen bij een storm.