Zweifall is een klein plaatsje in de Eifel dat behoort tot de gemeente Stolberg. De naam komt van het woord Zweifel. Dit was de naam voor een ijzersmelterij die op de grens tussen het land van Jülich en het Münsterländchen lag (de Münsterau is ook nu nog de naam voor de straat die het dorp uit leidt). Men wist dus niet precies tot welk gebied deze ijzersmelterij gerekend moest worden en twijfelde (Zweifel) hieraan. Rondom Zweifall lagen vele ijzersmelterijen vanwege de rijkdom aan hout en de aanwezigheid van veel water om de machines aan te drijven.
Zweifall ligt in het dal van de Vicht op de plek waar de Vicht en de Hasselbach samenvloeien. In de buurt, met name tussen de dorpjes Zweifall en Vicht, liggen enkele zagerijen en houthandels en vroegere ijzersmelterijen zoals Junkershammer, Plattenhammer en Neuenhammer.
De eerste vermelding van Zweifall was in de 13e eeuw. Op de plek waar de Vicht en de Hasselbach samenvloeien zou toen een ijzersmelterij zijn ontstaan. De plaatsnaam kan ook stammen van het feit dat hier twee beken samenvallen. Zweifall behoorde vroeger tot het Hertogdom Jülich. Het gebied ten oosten van de Hasselbach behoorde tot het ambt Wehrmeisterei, het andere gedeelte tot het ambt Monschau.
In Zweifall staat het Karmelitessenklooster Maria Königin dat tussen 1954 en 1955 gebouwd werd. De hosties die in de bakkerij worden gebakken zijn bedoeld voor het gehele bisdom Aken. De katholieke kerk is gewijd aan Sint-Rochus en stamt uit 1850. De Evangelische kerk stamt uit 1683, binnenin is een kanzel uit wit marmer en donkerblauw geverfd hout te zien.
In Zweifall ligt een Waldlehrpfad in het Solchbachtal. Toen het in 1964 in samenwerking met het Naturpark Nordeifel gebouwd werd, was dit het eerste Waldlehrpfad in de Eifel. Intussen liggen in Naturpark Nordeifel 60 Naturlehrpfade. Het Naturlehrpfad van Zweifall is in 1984 compleet vernieuwd. Ook ligt er een Naturlehrpfad bij het Roggenlager. Daarnaast zijn er nog allerlei andere wandelingen te maken in en rondom het plaatsje. Ik heb een wandeling beschreven naar de bevers in het Hürtgenwald die start in Zweifall.
R.K. kerk St. Rochus.
De katholieke kerk is een nieuwbouw uit 1850-1852 op de plek van diverse voorgangers. De kerk is eenvoudige breukstenen bouwwerk met een zadeldak dat met leien gedekt is. Aan weerszijden van het koor bevindt zich een sacristie. De ingang bevindt zich in de toren die aan de westzijde van de kerk staat. De ramen en deuren zijn omlijst met ronde lijsten uit blauwsteen uit het Münsterland. Toen de kerk gebouwd werd bedroeg het aantal inwoners van de parochie ongeveer 700. Door de komst van nieuwelingen naar het dorp en de verhoogde bouwactiviteit vanaf 1950 groeide het aantal inwoners na de Tweede Wereldoorlog met grote sprongen. Hierdoor werd de kerk al snel te klein. Daarop werd besloten om de kerk aan de zuidkant te vergroten. In 1960 werd de architect Peter Heinen uit Simmerath aangetrokken en op 3 mei 1962 ging de eerste schop in de grond. Op 2 augustus 1964 werd de nieuwe kerk gewijdt en werden de relieken van Sint-Rochus, Sint-Gereon en Sint-Ursula onder het altaar begraven.
Evangelische kerk.
De Evangelische kerk is ontstaan uit een kapel die in 1575 werd gebouwd. Hiertoe behoorden ook de evangelische gelovigen van Junkershammer, Mulartshütte en Romerich. De eerste Evangelische gemeenschap in deze contreien ontstond dus slechts 60 jaar nadat Martin Luther zijn stellingen aan de kerkdeur van Wittenberg had genageld. De Evangelische gemeenschap was enerzijds ontstaan door nieuwkomers in het dorp, die aangetrokken werden door de handel en het werk dat de ijzerindustrie met zich meebracht, maar anderzijds waren ook al vroeg families die al decennia in Zweifall woonden overgegaan naar het nieuwe geloof.
De eerste kerk was gevestigd in een kamer op de eerste verdieping van de pastorie. Het gebouw werd destijds overigens nog als school gebruikt. De gebedsruimte was echter relatief klein en daarom werd in 1683 besloten een eigen kerk te bouwen. De kerk, een gebouw uit breuksteen, werd direct aansluitend aan de pastorie gebouwd. In 1684 werd de kerk door pastoor Thamerus gewijd. De bouw van de kerk was betaald door de 274 parochieleden.
De muren van de kerk zijn opgetrokken uit zandstenen uit het Midden-Devoon en het Onder-Carboon. Dit is opmerkelijk, aangezien in de 17e eeuw in deze omgeving de meeste gebouwen nog uit vakwerk werden opgetrokken. Het schip telt aan beide zijden drie kleine, romaanse vensters met een omlijsting uit blauwsteen. De kerk is 16 meter lang en 8,5 meter breed. Het koor is 3,8 meter diep. Het sluitsteen boven het portaal vermeldt het jaartal 1683 en de spreuk „Gottes Wort blebt ewig“. Verder staat er op de boog „Der Herr gesegne und behüte deinen Aus und Eingang von nun ahn bis in Ewigkeit “. Op de torenspits staat een engel die op een hoorn blaast.
De pastorie werd rond 1650 gebouwd als woonhuis voor een Reitmeister. Korte tijd later werd het door de Evangelische gemeenschap aangekocht als pastorie. Het huis heeft een fraai ingangsportaal met boven de boog een wapenschild zonder inscriptie. Tot 1882 diende het als woning van de pastoor met zijn familie.Op de begane grond leidde een deur direct naar de kerk.
Evangelisch kerkhof.
Tegenover de Evangelische kerk ligt het Evangelische kerkhof. Het kerkhof is omgeving door een breukstenen muur die in 1706 werd gebouwd. Op de boog boven de ingang zijn een zandloper en een doodskop te zien met de inscriptie „Anno 1706 Domus viventium“, dit betekent „Huis der levenden“.Verder staat er: „Herr, lehre uns bedenken das wir sterben müssen, auf das wir Klug werden. Psalm 90 V. 13“. Dit kerkhof is zeker even oud als de kerk, maar waarschijnlijk zelfs ouder. Het oudste graf stamt uit 1665. Op het kerkhof ligt onder meer Wilhelm Hoesch, Reitmeister (ijzersmelter) op de Plattenhammer, begraven. Hij overleed op 26 januari 1704 op 61-jarige leeftijd. Ook Leonard Hoesch, Reitmeister (ijzersmelter) op de Neuenhammer die op 25 juli 1761 op 77-jarige leeftijd overleed en andere leden uit het geslacht Hoesch.