Kasteel Erenstein ligt in het glooiende dal van de Anstelderbeek aan de rand van Kerkrade. Het ligt in een parkachtige omgeving met bossen en vijvers en is daardoor een prachtige plek om een wandeling door het natuurgebied rondom de Cranenweijer te starten of af te sluiten.
Het ontstond in de 12e eeuw als een groot stenen huis. In die tijd waren stenen huizen schaars en het huis te Erenstein werd dus al vroeg vermeld. Het stond in 1109 bekend als "Stenen huis aan de overkant van de Anstel". Om zo'n stenen huis te kunnen bouwen moet de bewoner wel rijk zijn geweest. Deze bewoner was Meinerus van Anstel.
Over de brug nabij het kasteel verliep de handelsweg van Keulen naar Brugge. Dit was de zogenaamde wijnroute, waarover wijn vanuit het Duitse Rijnland naar Vlaamse handelssteden werd vervoerd. De bewoners van het kasteel hieven hier tolgeld en beschermden de reizigers tegen gespuis dat zich op deze verlaten weg ophield. Tol heffen was langs deze weg overigens niet ongewoon; enkele kilometers verderop deden de inwoners hetzelfde op de plek waar de wijnroute het riviertje de Worm overstak.
Als volgende bekende bewoner wordt Adam van Ederen in 1363 beschouwd. Deze was afkomstig uit de omgeving van Linnich. Aan deze Gulikse leenman dankt het kasteel ook zijn naam. Het heette toen ook "Ederenstein". Eren wordt afgeleid van de familienaam van Ederen en stein is een oude naam voor een stenen huis. Adam "Van Eyderensteyne" was leenman van de Brabantse hertog Wenceslaus en voerde de titel Ridder. Het ridderschap was in die tijd de hoogste laag binnen een hertogdom. Uit zijn tijd stamt ook een groot deel van het huidige kasteel. In de loop van de eeuwen is het kasteel in handen geweest van diverse adelijke families. De nazaten van Adam van Ederen bleven er een hele tijd. Hun naam werd wel veranderd in Huyn van Amstenrade. Dit kwam omdat een dochter van de familie van Ederen trouwde met een man die Huyn heette. Een kleine eeuw later veranderde de naam nog eens toen de dochter van de kasteelheer trouwde met een zekere heer Von Spies Büllesheim. Deze familie bezat het kasteel van 1562 tot 1689. Pas in 1707 kwam er een echt nieuwe heer op het kasteel. Toen verkochten de Von Spies Büllesheims het kasteel aan Hendrik Poyck, schout van Merkstein. Hendrik Poyck maakte het oude kasteel met de grond gelijk en bouwde het huidige gebouw ervoor in de plaats. Het was de tijd dat de Franse bouwstijl in trek was en dus liet Poyck een kasteel naar Frans voorbeeld bouwen. Het nieuwe slot werd gebouw in Louis XV- stijl. Daardoor ontstond een barok gebouw met drie vleugels en een binnenplaats. Het kasteel was U- vormig gebouwd met de open kant naar de voorhof. Het slotplein bereikte men via een brug over de gracht tussen hoeve en herenhuis. Op de oude muur die het kasteel omringde liet hij twee wachttorentjes bouwen, die de burcht een vervaarlijk aanzien moesten geven. Binnenin is het met rococoversieringen verfraaid. Om te laten zien dat hij een goed katholiek was liet hij een forse kapel bouwen aan de buitenkant van de hoofdvleugel. Om meer aanzien te hebben liet hij de naam van het kasteel ook veranderen in Ehrenstein.
Toen het bouwwerk net klaar was veranderde de naam al in Oud- Ehrenstein. Zijn zoon, Willem Hendrik Poyck had namelijk in 1751 de hoeve Nieuw (of Neu)- Ehrenstein kreeg, laten bouwen. Willem Hendrik Poyck beleefde echter weinig plezier aan zijn hoeve, want vier jaar later stierf hij. Zijn broers Hendrik en Peter Caspar verdeelden de buit, maar ook Hendrik stierf na enkele jaren, waardoor Peter Caspar de echte kasteelheer werd.
Deze Peter Caspar trouwde met Aldegonda Grupello. Aldegonda was de dochter van Gabriël Grupello. Deze kunstenaar trok in 1725 bij zijn dochter en schoonzoon in om er zijn laatste levensdagen te verbrengen. In zijn leven had hij roem verworven als beeldhouwer aan de hoven van Zonnekoning Lodewijk XIV en dat van de Oranjes. In de tuinen van Kasteel het Loo staat nog (een kopie van) een fontein van Gabriël Grupello. Gabriël Grupello maakte ook een fraai ivoren kruis voor de slaapkamer van zijn dochter. Dit is nu een van de grootste schatten in de Hermitage in het Russische Sint- Petersburg.
De familie Poyck bezat het kasteel tot 1802. Toen maakten de Fransen een einde aan alle grootgrondbezit. In de 19e eeuw werd de derde (westelijke) vleugel afgebroken. In 1903 woonden Franciscaner monniken in het kasteel, zij vonden het kasteel veel te klein en besloten er een forse moderne vleugel bij te bouwen. De schoonheid van het oorspronkelijke kasteel verdween achter een grove, loodzware muur met foeilelijke kerkramen. De monniken wilden hiermee uitdrukken dat eenvoud en functionaliteit belangrijker was dan het uiterlijk schoon van het kasteel.
Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog diende Ehrenstein enkele jaren als noodziekenhuis.
De gemeente Kerkrade zag het verval van het kasteel met lede ogen aan, maar het geld om het van de paters te kopen ontbrak. Zelfs toen de paters de koopsom van 35.000 naar 20.000 gulden verlaagden, lukte het niet. Pas in 1942, toen de Duitsers het kasteel in beslag hadden genomen, werd het voor korte tijd bezit van de gemeente Kerkrade. Na de oorlog eisten de paters Franciscanen hun eigendom echter weer terug.
Museum Oud-Ehrenstein.
In 1934 werd een stichting in het leven geroepen om een streekmuseum in te richten in Kasteel Oud-Ehrenstein. Hierin moesten oudheidskunde, mijnbouw en natuurhistorie van de regio getoond worden. De stichting bestond uit Pastoor H. Spierts van Terwinselen, gemeente-ambtenaar C. Sprokel en de C. Duykers, directeur van de Algemene Technische dienst. Conservator van het museum werd amateur-archeoloog J. Houppermans en bewaker J. Hissel. Hissel woonde op de benedenverdiepin van het museum. Het museum lag in het pand tegenover het kasteel, dat gebouwd was door de paters Franciscanen. Er waren diverse collecties te zien, waaronder de collectie van Houppermans zelf. In de eerste helft van 1944 werd het museum geopend. Tussen 18 juni en 10 september beszochten 1400 belangstellende het museum. In september 1944 stierf Duykers. De vogelverzameling van pastoor Hendrik Nillesen uit Rimburg, die in 1946 met emiraat ging, kwam in 1946 hiernaartoe. De collectie kwam om niet naar het museum, op voorwaarde dat de pastoor hier vlakbij en gratis kon wonen. Hij werd gehuisvesd in de zuidelijke vleugel van het kasteel. De pastoor had een collectie van honderden opgezette vogels.
In 1952 kwam het kasteel definitief in handen van gemeente Kerkrade en tien jaar later begon er een restauratie. Als eerste werd de vleugel van de paters tegen de vlakte geworpen. De restauratie was gereed in 1970. Vanaf toen gebruikte de gemeente Kerkrade het kasteel als ontvangstruimte. In 1980 opende Camille Oostwegel er een exclusief restaurant.