Schloß Burgau ligt in Niederau, dat tot de gemeente Kreuzau behoort. Het kasteel ligt temidden van een uitgestrekt park, de Burgauer Wald. Het is een waterburcht op een eiland van circa 50 meter doorsnede.De naam moet gelezen worden als Burg-Au, dus een burcht in de Au (beemden langs de rivier).
De oudste burcht op deze plek was een Motte van rond 1100. De oudst bekende bewoner was in de 13e eeuw Amilius von Auwe. In de 14e eeuw werd dit een echte burcht, de eerste vermelding hiervan was op 19 november 1313. Schloß Burgau was destijds een leengoed van Heinsberg. In 1374 werd Ludwig von Auwe de leenheer. De Herren von Auwe lieten rond 1400 ook de laatgotische donjon bouwen. In 1484 ging het leengoed over in handen van het Hertogdom Jülich. Het was daarvan een van de 43 Unterherrschaften. In 1475 ging het bezit door een erfenis over van de familie Von Auwe naar de familie Von Elmpt, afkomstig uit Erkelenz. Rond 1500 betrok ook de familie Von Binsfeld de burcht, maar de Von Elmpt ´s bleven de heersers. In de tweede helft van de 17e eeuw trok ook de familie Metternich in de burcht in. De Von Elmpt ´s werden na hun vertrek weer burchtheren. In 1676 werd het hoofdgebouw in opdracht van Daniel von Elmpt vernieuwd tot een slot. De nieuwbouw van de voorburcht, die een verdedigingsfunctie had, geschiedde in opdracht van Anna Maria Catharina von Elmpt tussen 1685 en 1699. Het drievleugelige complex, evenals de hoofdburcht omgeven door een gracht, diende als hoeve. Rond 1730 werd het geheel verbouwd tot een barok drievleugelig complex.
Rond 1900 erfde Gravin Von Keyserlingk het kasteel. Na diens vertrek in 1915 ging het kasteel over aan een rentmeester. Door gebrek aan onderhoud trad er verval op. In 1917 werd de Stadt Düren eigenaar van het kasteel, een watermolen in Niederau, een boswachterswoning en een groot boscomplex. Dit geheel werd in de jaren 1920 tot een toeristische trekpleister omgevormd. In de Tweede Wereldoorlog leed de burcht zware schade. Het herstel hiervan startte pas in 1974.
Heel fraai is het hoofdgebouw met dikke muren uit Buntsandstein. Raampjes bevinden zich alleen bovenin, in een witgepleisterd gedeelte onder het dak. Aan weerszijden staan twee kleine torentjes en midden op de voorgevel een prachtige renaissance-erker uit 1551. Deze is 6,6 meter hoog en 1,75 meter diep en met prachtige reliefs versierd. De medallions van Romeinse keizers en het wapen van de bouwer Johann von Elmpt en zijn vrouw Katharina von Weworden vormen de renaissance-elementen. Het spits toelopende dak en de sokkel met sluitsteen grijpen juist weer terug op de gotiek. De woontoren stamt nog uit de Middeleeuwen.