Smokkelhandel rond het Drielandenpunt.
Na de Eerste, en met name na de Tweede Wereldoorlog, werd in de Eifel en het Aachener Wald flink gesmokkeld. Met name het gebied ten zuiden van Aken was in trek. Hitfeld en Mützenich waren echte smokkelaarsnesten. Het illegaal over de grens brengen van levensmiddelen om ze aan de andere kant tegen een hogere prijs weer te verkopen leverde veel mensen een inkomen op. Zo werd in Vaals koffie gekocht die door de smokkelaars in Aken voor een hogere prijs, en dus met winst, weer verkocht werd. Na de Tweede Wereldoorlog was koffie in Duitsland bijna drie keer zo duur als in België. De smokkelhandel ontstond echter niet alleen doordat het snel veel geld kon opleveren, maar ook omdat veel mensen een groot gebrek aan levensmiddelen hadden. Omdat er ook druk gepatrouilleerd werd, moesten de smokkelaars zichzelf en hun smokkelwaar regelmatig verbergen. Daartoe waren de dichte vegetaties met Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) zeer geschikt. Niet voor niets wordt deze plant in de volksmond “Smugglerkraut” genoemd.
Door zich tussen de pelgrims te mengen, konden smokkelaars ook via de Bittweg van Aken naar Moresnet-Chapelle de grens oversteken. De vrouwen droegen daardoor twee rokken over elkaar heen, waarbij de onderste dusdanig was omgevormd dat er een aantal sloffen sigaretten in de plooien paste.
In de crisisjaren werden niet alleen luxe-produkten als koffie en sigaretten, maar ook levensmiddelen gesmokkeld. De koopwaar werd tot ver in het Duitse rijk verkocht en Aken werd bekend als “Loch im Westen”, het gat (in de grens) in het westen van Duitsland.
Na de Tweede Wereldoorlog smokkelden mensen van alle leeftijden levens- en genotsmiddelen over de Belgische en Nederlandse grens naar Duitsland. In uitgeholde schoenzolen, kannen met een dubbele bodem en speciale smokkelvesten, werd koffie gesmokkeld.
In mei 1945 werden de grensovergangen echter gesloten en werd een douane in het leven geroepen. Deze had felle honden en kreeg later zelfs het recht om te schieten op smokkelaars, hetgeen enkele smokkelaars met hun leven moesten bekopen. Vooral koffie, thee, kakao en sigaretten waren geliefde smokkelwaar. Hun in- en uitvoer was beperkt toegestaan en iedereen die de grens overging kreeg een stempel in zijn paspoort. Om te voorkomen dat mensen buiten de officiële grensovergangen de grens overstaken werden ijzeren hekken langs de grens opgesteld. Ook legden de douaniers kettingen met scherpe punten op de wegen die over de grens gingen. Want terwijl sommigen de koffie op hun buik of rug gebonden over de grens brachten, hadden anderen omgebouwde personenauto´s of zelfs vrachtwagens tot hun beschikking. Toen er regelmatig op de smokkelaars geschoten werd, werden de smokkelauto´s met stalen platen verstevigd en werd zelfs gebruik gemaakt van uitgediende militaire voertuigen. Deze werden als ziekenauto gecamoufleerd of kregen een Amerikaanse vlag erop.
Met het strooien van kraaienpoten verhinderden de smokkelaars dat de douaniers hen achtervolgden. De douane had daarop een speciale auto gebouwd die uitgerust was met bezems waardoor de kraaienpoten weggeveegd werden. Later bewapenden de smokkelaars zich ook met messen en zelfs met pistolen.
Volgens schattingen was tussen 1945 en 1953 ongeveer een derde deel van de koffie die in het Rijnland gedronken werd smokkelwaar. In totaal is er in die acht jaar tijd ongeveer 1000 ton koffie gesmokkeld. In de dorpen langs de Duits-Belgische grens deed bijna iedereen hieraan mee. Niet perse steeds door actief te smokkelen, maar ook door de gesmokkelde koffie te drinken. Zelfs hele horden schoolkinderen smokkelden illegaal zaken de grens over.
Dat de smokkel lucratief was moge blijken uit het feit dat een kilo koffie in 1948 1.500 Reichsmark, een pond boter 600 Reichsmark en 1 sigaret acht Reichsmark kostte. Een Duitse douanebeambte verdiende in die tijd echter slechts 180 Reichsmark per maand. Het smokkelen kon in twee nachten tijd echter net zoveel opleveren als men normaal in een hele maand verdiende.
Op 24 augustus 1953 werden de hoge accijnzen op koffie afgeschaft. Hierdoor was het smokkelen van koffie niet meer lucratief en verdween vanzelf.
Het smokkelen heeft tot minstens 40 dodelijke slachtoffers onder de smokkelaars en douane-beambten geleid.
De laatste dode was een 36-jarige smokkelaar uit Nütheim bij Walheim. Hij werd op 22 februari 1964 in Lichtenbusch door een douanier doodgeschoten. Hij had anderhalf pond koffie, twintig eieren en honderd gram thee bij zich............