Untermaubach is een dorpje in het dal van de Rur. Het ligt tussen Kreuzau en het stuwmeer van Obermaubach. Untermaubach behoort tot de gemeente Kreuzau. Als "Moeder van Nideggen" vormde Untermaubach gedurende 800 jaar een wijk van Nideggen. De inwoners van Untermaubach waren vrije burgers met alle burgerlijke vrijheden. Tussen 1800 en 1971 bleef Untermaubach onderdeel van het ambt Nideggen en werd in 1972 een dorp in de gemeente Kreuzau.
De belangrijkste bezienswaardigheden zijn de burcht en de Sint-Brigidakerk. In het dorpje staan ook nog enkele vakwerkhuizen, zoals de Schelferhof aan de Lindenstraße nummer 4, het voormalige gerechtsgebouw. Dit twee verdiepingen tellende vakwerkhuis stamt uit 1558. Aan de Lindenstraße 8 staat een twee verdiepingen tellende vakwerkboerderij in vakwerk uit het begin van de 19e eeuw. Iets stroomafwaarts van het dorpje ligt de papierfabriek Hochkoppelmühle Strepp. Het water dat hierin gebruikt wordt, wordt via de Hochkoppler Mühlenteich aangevoerd. Dit is de eerste Mühlenteich langs de Rur. Hij takt 700 meter stroomafwaarts van Staubecken Obermaubach bij een stuw af van de westkant van de Rur. Langs de Hochkoppler Mühlenteich ligt ook een forellenkwekerij. In de 27 bekkens worden onder meer Regenboogforellen en Zalmen gekweekt.
Aan het noordelijke uiteinde van Untermaubach ligt de Buntsteinsteinrotspartij Hochkoppel. Dit is de enige Buntsandsteinrots aan de westkant van de Rur en tevens de meest noordelijke. Bovenop een van de rotsen is een kruis geplaatst.
Burcht Untermaubach.
De burcht van Untermaubach ligt op een rots boven de Rur langs de weg naar Obermaubach. De burcht ontstond in de 12e eeuw vanuit een tegenwoordig grotendeels verdwenen motteburcht. In 1152 werd in een oorkonde de naam genoemd van een graafschap Molbach en een Graaf Adalbert I von Nörvenich. Dit was een machtig, maar vredelievend man, die zichzelf Graf von Molbach noemde. Hij en zijn echtgenote Gravin Adelheid von Vianden kregen slechts één nakomeling, een dochter die de naam Alveradis droeg. Zij groeide in het Castrum Molbach op. Rond 1176 trouwde ze met Graaf Wilhelm II von Jülich, die als "Starke Helmes" de geschiedenis inging. Zijn goede positie dankte hij met name aan dit huwelijk, want na de dood van haar vader in 1177 erfde Alveradis al zijn bezittingen. Hiertoe behoorden onder meer de burcht in Untermaubach, delen van het Rurdal en de omliggende toppen en bovendien de grondvesten van de burcht van Nideggen, een donjon, die Wilhelm II in 1177 liet uitbouwen en die van grote strategische betekenis werd. Het werd namelijk de stamburcht, woonplaats en het toevluchtsoord voor de Graven en latere Hertogen van Jülich. Het was de tegenhanger van de Burcht Berenstein (Bergstein) die in 1171 op wens van Keizer Friedrich I Barbarossa gebouwd werd. Zijn opvolger Koning Otto IV liet haar in 1198 op wens van de Keulse aartsbisschop Adolph I door zijn compagnon Wilhelm II von Jülich verwoesten. De stenen gebruikte Wilhelm II voor de verdere uitbouw van de burcht in Nideggen en nam in 1191 ook hier zijn intrek. De burcht van Untermaubach verloor hierdoor aan belang.
Alveradis werd zo de eerste gravin van Nideggen. Haar huwelijk was echter niet gelukkig. Haar echtgenoot, Wilhelm II, was een bruut man en liet zijn vrouw op een dag, zo wil de door de monnik Cesarius von Heisterbach beschreven legende althans, met honing besmeren. Vervolgens sloot hij haar op in een ijzeren kooi en hing haar aan de buitenkant van de donjon, om haar aan de pijniging door bijen en wespen bloot te geven. Vervolgens vertrok Wilhelm II naar Keulen en werd Alveradis door de vrouwen uit de omgeving uit haar benarde positie bevrijd. Als dank hiervoor schonk Alveradis de bewoners van de omliggende dorpen het eeuwige gebruiksrecht op de bossen op de Mausauel. Het Alveradismonument tegenover de kleine kapel op de berg Mausauel herinnert aan deze schenking.
Grote delen van de huidige burcht stammen uit 1350 en werden gebouwd door Edmund von Engelsdorf. Hij was een vazal van de Hertogen van Jülich en had de burcht van Maubach als leengoed. Zijn eigenlijke woonburcht was Burg Engelsdorf bij Aldenhoven. Edmund von Engelsdorf liet een groot deel van de huidige burcht in gotische stijl bouwen, waaronder de donjon. Deze grote vierkante toren met zijn 2,50 meter dikke muren is opgetrokken uit breuksteen en vormt het westelijke deel van het herenhuis. Later werden ze door zijn schoonzoon Werner von Palant, die getrouwd was met zijn dochter Alveradis, nog vergroot met de ingangstoren, de verdedigingsmuur en de ronde gevangenistoren. Nadat Werner von Palant in 1534 kinderloos was overleden, kwam de burcht in handen van zijn drie zwagers Von der Leyen, Von Heiden en Von Nesselrode. In 1617 gaf de familie Von Heiden over aan Freiherr Wilhelm von Efferen. De burcht was in die tijd grotendeels vervallen en daken ontbraken. Daarop liet Wilhelm von Efferen de burcht verbouwen. Omdat de burcht als verdedigingswerk in die tijd, met de snelle ontwikkeling van het geschut, verouderd was, werd ze omgebouwd tot een geriefelijke woonburcht.
In 1653 werd familie Von Dunckel eigenaar. In 1717 kwam de burcht terug in het bezit van de familie Von Palant. Daarop kreeg de burcht haar huidige, barokke aanzien met een mansardedak en eenvoudige, vierkante ramen. Ook de bijgebouwen stammen uit de 18e eeuw. Na de dood van Adolph Wilhelm von Palant stierf de familie von Palant uit en kwam de burcht in handen van de Ferdinand Spies von Büllesheim. Later kwam ze in handen van de gebroeders Hassert.
Sinds 1874 zijn de Reichsgrafen von Spee, een familie uit het Rijnland, bezitter en bewoner van de burcht. Zij hebben de burcht uit een vervallen toestand weer herbouwd. In de Tweede Wereldoorlog leed de burcht schade en na de oorlog werden de barokke versieringen niet herbouwd, waardoor ze meer haar gotische uiterlijk terugkreeg.
Beschrijving van het uiterlijk.
De burcht heeft een veelhoekige plattegrond en is omgeven door een dikke muur. De gotische donjon uit de eerste helft van de 14e eeuw vormt het oudste deel van de burcht. De toren bij de ingang telt drie verdiepingen. Hij stamt net als de ringmuur met haar torens uit de 14e en 15e eeuw. Het herenhuis, de burchtkapel en de overige bouwwerken stammen uit de 17e en 18e eeuw. De muren zijn opgetrokken uit lokale breuksteen en buntsandstein en de daken zijn grotendeels met leien gedekt. De ingang van het herenhuis is omlijst met een hardstenen lijst met een mooi rond raam erboven.
Op de binnenplaats van het kasteel ligt een grasveld met enkele kersenbomen waaronder in het voorjaar allerlei bolgewassen bloeien, waaronder Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis), Wilde narcis (Narcissus pseudonarcissus ssp. pseudonarcissus) en krokus (Crocus sp.). Een wilde soort is de Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum). Rondom de burcht zitten allerlei vogels zoals Zwarte roodstaart (), Torenvalk (Falco tinunculus)
Sint-Brigidakerk.
De eerste gotische kapel in het dorp werd na 1350 gebouwd en was in 1663 aan de Heilige Drievuldigheid gewijd. In 1804 werd Untermaubach een zelfstandige parochie en kwam er ook een nieuwe barokke kerk die in 1816 voltooid werd. In 1834 volgde een herbouw. Het is een eenvoudig zaalkerkje met een met leien gedekt dak en een korte, spitse toren. Vanaf toen werd Sint-Brigida de patrones van het dorp. In de kerk is een beeld van deze 5e eeuwse Ierse heilige te zien met haar attributen; een abdissenstaf en een kaars. Aan haar voeten rust een rund. Sint-Brigida werd omstreeks 453 in het Ierse plaatsje Gaugher geboren. Ze stichtte meerdere kloosters, onder meer in het huidige Kildare. Brigida heeft talrijke wonderen op haar naam staan. In de volksdevotie werd op haar een beroep gedaan als patrones van het vee en in het bijzonder van paarden. Ter ere van St. Brigida vindt op 1 februari of de daaropvolgende zondag een bedevaart plaats. Daarbij wordt brood en zout gezegend.
De eerste bedevaart begon waarschijnlijk in de 19e eeuw, nadat het echtpaar Michael en Christine Glaser-Krebs, uit Keulen een zilveren reliekhouder met daarin een stukje van de schedel van Sint-Brigida hadden meegebracht.
De huidige, classicistische hallenkerk werd tussen 1816 en 1833 op de plaats van de vorige kerk gebouwd. Na de verwoestingen in de Tweede Wereldoorlog volgde in 1949 een grondige restauratie.
Papierfabriek Hochkoppelmühle Strepp.
De Hochkoppelmühle Strepp staat langs de Hochkoppeler Mühlenteich, een molenbeek die van de Rur is afgetakt. In 1786 stichtte Heinrich Larscheid hier een papierfabriek. In 1804 verkocht hij haar aan de haar aan de handelslieden Johann Stamm en Friedrich Wilhelm Löh. Deze vormden haar drie jaar later om tot een slijperij voor akkerbouwwerktuigen en andere werktuigen uit staal en koper. In 1820 bouwde Löh haar om tot een lakenfabriek en een volmolen. In 1832 kocht lakenfabrikant Johann Peter Schoeller de fabriek. Bij een erfenis werd ze in 1867 verkocht aan de gebroeders Strepp die haar weer omvormden tot een papierfabriek. Deze werd in 1871 van een stoommachine voorzien. In 1877 werd na een brand een papiermachine ingebouwd. In 1957 kwam er een nieuwe papiermachine en hetzelfde gebeurde nogmaals in 1965. In de fabriek worden servetten, wc-papier, keukenrollen en papieren zakdoekjes gemaakt.