Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Dauner Maare.

     


              Schalkenmehrer Maar.                                          Gemünder Maar.


De Dauner Maare vormen de bekendste groep Maare in de Eifel. Ze behoren tot een groep vulkanen in het zuidoostelijke deel van de Vulkaaneifel die zich uitstrekt tussen Ormont in het noordwesten en Bad Bertrich in het zuidoosten. Tot de Dauner Maare behoren 3 met water gevulde vulkanische ketels en 1 met laagveen gevuld Maar. Deze zijn ontstaan langs een zwakke zone in de aarde. Dit zijn het Weinfelder- of Totenmaar, het Gemünder Maar en het dubbele Schalkenmehrer Maar. De Maare liggen temidden van Devonische gesteentelagen die bestaan uit zand- en leistenen. Tussen het Schalkenmehrer Doppelmaar en het nabijgelegen Weinfelder Maar ligt een slechts 400 meter brede band uit Devonisch gesteente van het Grundgebirge. Opvallend is verder de askegel van de Mäuseberg tussen het Weinfelder en het Gemünder Maar.
De Maare zijn apart -na elkaar- ontstaan binnen een tijdsbestek van ongeveer 500 jaar. Dit gebeurde waarschijnlijk tijdens de Weichsel-Ijstijd (20.000-30.000 jaar gelden). Door de bodem onder de Maare te onderzoeken heeft men vastgesteld dat de Maare gevormd werden tijdens een periode dat hier geen vegetatie aanwezig was. Dit zou dus een IJstijd kunnen zijn geweest. Het oostelijke, droge Schalkenmehrer Maar is het oudste. Dan volgt het westelijke Schalkenmehrer Maar, vervolgens het Gemünder Maar en tenslotte het Weinfelder Maar. Na het ontstaan van het Weinfelder Maar eindigde de vulkanische activiteit in de omgeving van Daun.
Rondom de Dauner Maare ligt een laag tufsteen, waarbij niet of nauwelijks is vast te stellen uit welk Maar deze stamt. In de eindfase van de vorming van de Maare steeg er ook een laag magma omhoog die, niet beïnvloedt door het grondwater, een kleine slakkenkegel op de bodem van elk Maar vormde.
Bij alle drie de Maare was dit alkalische basaltlava. Dit werden doorgaans in de vorm van zogenaamde lapillituf uitgespuwd, dit is lavagesteente met een korrelgrootte van 2 tot 64 millimeter. Het tufsteen bestaat ten dele uit lava en voor meer dan 75-80% uit brokstukken van het Onder-Devonische gesteente eronder.

Vegetatie van de Maare.

     

In de Maare en de meertjes die zich in de Maare bevinden zijn bijna alle soorten venen te vinden. Er komen zowel laagvenen, als overgangsvenen en zelfs hoogvenen voor. Aan de randen vinden we vaak bossen die door het grote aandeel van basische elementen in de bodem grote overeenkomsten vertonen met de bossen van de bossen op de Midden-Devonische kalkbodems in de Kalkeifel.
In 1912 beschreef August Thienemann aan de hand van de Dauner Maare zijn beroemde theorie waarin hij meren indeelde aan de hand van de hoeveelheid voedingstoffen. Hierdoor onderscheiden we voedselarme (oligotrofe), gemiddeld voedselrijke (mesotrofe) en voedselrijke (eutrofe) meertjes. De hoeveelheid planten en dieren erin zijn hier namelijk van afhankelijk.
De eutrofe Maare met vlak aflopende oevers, waartoe onder meer het westelijke Schalkenmehrer Maar, het Holzmaar en het Meerfelder Maar behoren, zijn met rietkragen omgeven. In deze rietkragen groeien ook andere planten zoals Lidrus (Equisetum palustre), Kattenstaart (Lythrum salicaria), Snavelzegge (Carex rostrata), Watermunt (Mentha aquatica), Moerasvaren (Thelypteris palustris) en Gele lis (Iris pseudacoris). In de diepere gedeeltes groeien Witte waterlelie (Nymphea alba), verschillende soorten Fonteinkruiden (Potamogeton sp.) en met name Slangenwortel (Polygonum amphibium).
De voedselarme Maare, zoals het Pulvermaar en het Weinfelder of Totenmaar, kennen geen uitgebreide plantengroei. Hier groeien, met name op grotere diepte, geringe aantallen van met name microscopisch kleine algensoorten, waaronder zeldzame kranswieren (Characeae).
De verlande Maare zijn vaak met een overgangs- of hoogveenvegetatie begroeid. Dit is onder meer te zien bij het oostelijke Schalkenmehrer Maar, bij het Strohner Maar en het Dürres Maar. We vinden hier diverse soorten Veenmossen (Sphagnum sp.), Lavendelheide (Andromeda polyfolia), Snavelbies (Rhynchospora sp.) en Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum).
Op de droge hellingen rondom de Maare groeit veel Brem (Cytisus scoparius). Dit is een typische soort van zure verweringsbodems. Er groeien ook andere plantensoorten zoals Karthuizer anjer (Dianthus carthusianorum), Vleugeltjesbloem (Polygala sp.), Wondklaver (Anthyllus vulneraria), Kruiptijm (Thymus serpyllum), Mantelanjer (Petrohagia prolifera), Grasklokje (Campanula rotundifolia) en diverse soorten vetkruid (Sedum sp.). De droge maarkraters zijn vaak in gebruik als akker of weiland. Soms zijn ze zelfs met bos beplant.

Fauna rondom de Maare.

In de rietkragen langs de meertjes leven onder meer Rietgors (Emberiza schoeniclus) en Bosrietzanger (Acrocephalus palustris). Ook zijn er Meerkoet (Fulica atra), Waterhoen (Gallinula chloropus), Fuut (Podiceps agrestis) en diverse soorten eenden te vinden. In de veengebieden leven Paapjes (Saxicola rubetra) en Graspiepers (Anthus pratensis). In de doornige bosschages rondom de Maare leven Grauwe klauwieren (Lanius collurio) en Klapekster (Lanius excubitor).
De Jungfernweiher, gelegen in de nabijheid van het Ulmener Maar, vormt tijdens de trektijd in voorjaar en herfst, rustgebied voor vele vogelsoorten, waaronder Nonnetje (Mergellus albellus), Grote zaagbek (Mergus merganser), Bosruiter (Tringa glareola), Kievit (Vanellus vanellus) en Dodaars (Tachybaptus ruficollis). Op de aangrenzende weilanden zijn ook regelmatig Kraanvogels (Grus grus) te gast.