Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Gebirgsbach Rur, een bryologische hotspot.

     

Wat mossen betreft is het dal van de Rur tussen Monschau en Gut Reichenstein een hotspot in Europa. Er komen diverse zeldzame soorten voor. Dit heeft te maken met het dal zelf. Het is diep ingesneden waardoor het er ook zomers behoorlijk koel is. Ook de luchtvochtigheid is altijd behoorlijk hoog. In deze omgeving bereiken allerlei Atlantische soorten de oostgrens van hun verspreidingsgebied. De stuw bij Dreistegen is nog een relict van de vroegere lakenindustrie. Deze stuw vormt echter een migratiebarrière voor vissen, waaronder de Beekprik (Lampetra planeri) en zal daarom worden omgebouwd.
Daarbij is het van belang te letten op een bijzonder mos dat in Nordrhein-Westfalen enkel hier voorkomt. Het betreft een submers levermos (submers wil zeggen onder water groeiend) met de naam Groot oortjesmos (Jungermannia exsertifolia ssp. cordifolia). De bladeren van dit mos zijn stengelomvattend, hartvormig (een onderscheidend kenmerk ten opzichte van Beekvleugelmos (Nardia compressa)) en de celranden zijn donkerbruin tot purperrood. De planten hebben twee tot zeven centimeter lange vertakte stengels. De soort groeit in vuilgroene matten op ondergedoken stenen en stenen langs het water. Groot oortjesmos groeit alleen in kalkarme bronbeken. Deze boreale soort is algemener in Schotland, IJsland, Scandinavië en het Centraal Massief in Frankrijk. In Duitsland komt de soort verder alleen voor bij de Feldsee in het Schwarzwald. In de Belgische Ardennen is de soort zeer zeldzaam.
Er komen nog meer submerse mossen voor in de Rur bij Dreistegen. Rond bronmos (Fontinalis squamosa) groeit in tot 40 centimeter lange zwartgroene, glanzende matten op stenen en hout in matig voedselarme, heldere en kalkarme beken. De stengels kunnen wel tien centimeter lang worden en zijn dicht, dakpansgewijs bebladerd. De bladeren zijn hol, eirond tot lancetvormig en vlak (gekield bij Gewoon bronmos (Fontinalis antipyretica)) en geleidelijk versmald in de bladtop. De soort komt zeldzaam voor in de Belgische Ardennen.

Platyphyllum lusitanicum. Platyphyllum lusitanicum is een Atlantische soort die ook in de Ardennen en in het Saarland voorkomt. De soort blijkt volgens moleculair onderzoek afkomstig te zijn uit Engeland.

Door de hoge luchtvochtigheid in het dal komen er ook diverse epifytische mossen voor. Epifytisch wil zeggen op bomen groeiend. Deze mossen betrekken hun vocht uit de lucht en dat kan enkel in een omgeving met een hoge luchtvochtigheid. Ook Eikvaren (Polypodium vulgare) komt hier epifytisch voor. Normaliter komen epifytische planten alleen in de tropen voor omdat in ons klimaat de wortels ’s winters bevriezen. Door de mildere winters zijn in West-Europa reeds 40 nieuwe soorten mossen binnengekomen. Veel epifytische mossen waren verdwenen door de zure regen en lijken nu binnen te komen. Nu is een aantal soorten weer teruggekeerd, vergezeld door een aantal nieuwe soorten. De soortensamenstelling is daarbij overigens wel veranderd.
Gewoon klauwtjesmos (Hypnum cupressiforme) behoort tot de groep van de slaapmossen. Dit heeft te maken met het feit dat Linneaus observeerde hoe mensen dit mos in hun kussen stopten als vulling.
Beekveermos (Hyocomium armoricum) is een soort die in Engeland en Ierland veel algemener is, maar in de Eifel de oostgrens van haar verspreidingsgebied bereikt. Het is een soort die geelgroene tot bruingroene matten vormt in de spatwaterzone op de oever van voedselarme, heldere beekjes in een beboste, zure omgeving of op de stenen langs de oever. De stengels kunnen wel 8 tot 15 centimeter lang worden en zijn met name aan de top regelmatig geveerd. De zijtakken staan ietwat schuin af. De bladeren zijn 2 millimeter lang, breed driehoekig en dan plotseling in een teruggekromde top versmald. Beekveermos is in de Eifel en in de Belgische Ardennen zeldzaam.
Gewoon rozetmos (Rhodobryum roseum) komt ook voor in het dal van de Rur. Gewoon rozetmos is een vrij fors (2-6 cm hoog) mos met een rozet van bladeren aan de top van de stengel en horizontale uitlopers die wel tien centimeter lang kunnen worden. Gewoon rozetmos groeit op humeuze plekken in bossen met een permanent hoge luchtvochtigheid. Er komen ook algemene soorten voor als Struikmos (Tamnobryum alopecurum) een soort die veel op stenen langs beken en aan de rand van waterlopen groeit en Gewoon plakaatmos (Pellia epiphylla), een algemene soort op vochtige zure grond. Gerimpeld platmos (Plagiothecium undulatum) groeit in bleekgroene, losse matten op zuur stroooisel in bossen. De stengels kunnen wel tien centimeter lang worden.
Kalkvedermos (Fissidens dubius) zou je op basis van zijn naam en voorliefde voor standplaatsen op kalkhoudend gesteente niet in het dal van de Rur verwachten, maar groeit er toch. Het is een soort met stengels die tot 3 cm hoog kunnen worden en die tot 3 cm lange bladeren heeft. Het groeit hier op de cementlagen van de oude muren in het gebied.
Gewoon vetkelkje (Marsupella emarginata) vormt zwartbruine tot purperen matjes. De rechtopstaande stengels bereiken een lengte van 2 cm. De soort heeft een tweelobbig blad met een stompe insnijding die tot een kwart van de bladlengte kan innemen. De soort groeit op lemig zand, met name langs vochtige bospaden. De soort is vrij zeldzaam in de Ardennen. Heel algemeen zijn de haarmossen. Beide soorten groeien op zure, voedselarme bodems. Fraai haarmos (Polytrichum formosum) is herkenbaar aan de tweekleurige (rood en groen) stengel van de seta. Gewoon haarmos (Polytrichum commune) heeft een eenkleurig rode stengel aan de seta.
In diepe rotsspleten groeit Lichtmos (Schizostega pennata). Opvallend is dat de protaliën van deze soort lichtgevend lijken te zijn. Ze reflecteren het licht en lichten daardoor op. Soms zijn ook de blauwgroene volwassen planten van deze soort aanwezig. Deze dragen aan weerszijden van de stengel twee bladeren die onderin onbebladerd zijn. De volwassen planten kunnen 1 tot 15 mm hoog worden. De volwassen planten staan altijd tussen het protonema in. Lichtmos groeit bijna altijd op kruimelige aarde in de diepe schaduw. Lichtmos is vrij zeldzaam in de Belgische Ardennen.
Een zeer bijzondere varen, Trichomanes speciosa, groeit in zeer diepe spleten in het dal van de Rur en Perlenbach. Het is een Atlantische soort die op het vasteland alleen kan overleven op vorstvrije plekken. Op het vasteland van Europa zijn tot nu toe alleen de protaliën van deze soort gevonden.
Op een aantal vochtige rotsen waarlangs water naar beneden sijpelt komt Druiprotsmos (Anthidium mougoutii) voor. Druiprotsmos vormt tot 8 cm hoge geelgroene compacte kussentjes. De ze maken een doffe kleur. Het vormen van sporenkapsels treedt slechts zelden op. Deze soort groeit graag op kwelplekken waar basenrijk water naar onder sijpelt. Het is een zeer zeldzame soort in het leisteengebergte die aantoont dat op de plekken waar het groeit kalium, calcium of magnesium naar buiten komt. Het is genoemd naar Mougot, een 19e eeuwse bryoloog.
Zeer bijzonder is Beekpalmpjesmos (Isothecium holtii). Deze Atlantische soort heeft haar enige groeiplaats in de Eifel in het dal van de Rur. In de Belgische Ardennen is de soort beperkt tot het dal van de Warche. De soort is algemener in Ierland, Wales, West-Engeland, Bretagne en het Franse Centraal-Massief. In Duitsland komt de soort in het noorden van de Schwarzwald en in de Harz voor. In de Harz groeit de soort in twee noordelijke dalen. Een van de populaties hoort genetisch bij de populatie uit Ierland, de andere bij de populatie uit Wales. Dit betekent dat het dus niet gaat om een relictpopulatie, maar om twee plekken die vanuit verschillende bronpopulaties opnieuw gekoloniseerd zijn. Beekpalmjesmos vormt stengeltjes die wel 10 cm hoog kunnen worden. Daarbovenop staat de vaak dubbel vertakte takken. De soort lijkt enigszins op Struikmos (Thamnobryum alopecurum), maar is wat kleiner. Beekpalmpjesmos groeit op kalkarme rotsen en aan de voet van bomen in de spatwaterzone van snelstromende beekjes.
Glansmos (Hockeria lucens) is een soort die in de tropen algemeen is. Ze groeit op kwelplekken op bosbodems in gebieden met een Atlantisch klimaat. Het kwelwater blijft altijd stromen en zorgt er zo voor dat het mos ook niet bevriest. Zo is het een soort natuurlijke vorstbescherming. Glansmos vormt platte, vettig glanzende bleekgroene matte van tot 6 cm lange stengels. De bladeren zijn breed eirond met een afgeronde top. De bladcellen zijn opvallend groot, zodat ze met een loep al zichtbaar zijn.
Wolmos (Trichocolea tomentella) heeft bladeren die met haren worden afgedekt. De plant lijkt bijna geheel uit vertakte haren te bestaan. Dit biedt de mosplanten meer ruimte om allerlei gassen uit te wisselen. De bladeren zijn dubbel geveerd en hebben een opvallend wollig uiterlijk. Wolmos groeit in lichtgroene weefsels van 3 tot 10 cm lange stengels. Het is een zeldzame soort van kwelplekken op zwakzure tot neutrale grond op plaatsen met een hoge luchtvochtigheid. Beekdalen zijn hierbij natuurlijk uitstekend geschikt.
Op vochtige rotsen groeit Generfd hunebedmos (Andrea roffii) een mos dat in polletjes groeit. Bij droog weer zijn deze zeer donkerrood tot zwart. De stengeltjes zijn tot 1 m lang en staan rechtop. Ze zijn bij droog weer aanliggend bebladerd. De roodbruine sporenkapsels steken duidelijk boven de top van de stengel uit. Generfd hunebedmos is een zeldzame soort die groeit op grote, basenarme rotsblokken die van tijd tot tijd nat worden.
De vele Zwarte elzen (Alnus glutinosa) met hun uitgebreide wortelstelsels boden in het verleden goede schuilmogelijkheden aan Europese rivierkreeften () om zich te verstoppen. De kreeften zijn echter uitgestorven.