Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Geleenbeek.

      

De bronvijver bij Benzenrade.   De Geleenbeek bij Spaubeek.

De Geleenbeek ontspringt in een put op een boerenerf in Benzenrade. De bron ligt op een hoogte van 120 meter boven N.A.P. Hier stroomt circa 2 liter water per seconde naar buiten. Via de vijver bij de Rousch en de Weltervijver stroomt de Geleenbeek verder naar Terworm, passeert de waterzuivering bij Hoensbroek en stroomt vervolgens verder via Schinnen en Spaubeek naar Geleen en Sittard. Dwars door het centrum van Sittard loopt een gegraven aftakking, de Molenbeek. Via een duiker stroomt ze onder het de A2 en het Julianakanaal door. Hierna wordt ze Oude Maas genoemd. Bij Roosteren mondt ze via een grindgat uit in de Maas. De monding ligt op een hoogte van 27 meter boven N.A.P. De Geleenbeek heeft een totale lengte van 37 kilometer. De naam van de beek is afgeleidt van het Latijnse woord “Glana” dat heldere beek betekent.

Stroomgebied van de Geleenbeek.

Het stroomgebied van de Geleenbeek, dat wil zeggen het gebied van de Geleenbeek zelf en haar zijbeken, ligt geheel in Nederland. Het stroomgebied heeft een grootte van 20.307 hectare. De Geleenbeek heeft 28 zijbeken waaronder de Hoensbeek, die bij Voerendaal in de Geleenbeek stroomt, de Retersbeek bij het gelijknamige gehucht, de Luiperbeek bij Weustenrade, de Bissebeek die bij Wijnandsrade uitmondt, de Hulsbergerbeek, een zijbeek van de Hulsbergerbeek nabij Swier, De Caumerbeek die uitmondt bij kasteel Hoensbroek, de Platsbeek bij Nuth, de Spaubeek bij de gelijknamige plaats, de Keutelbeek bij Geleen, de Limbrichterbeek en de Sluisbeek bij Limbricht, de Vloedgraaf bij Susteren en de Roode Beek bij Dieteren.
Een groot deel van het stroomgebied ligt in de verstedelijkte gebieden van Heerlen, Geleen en Sittard. Doordat hier veel grond met asfalt of ander gesteente is afgedekt, komt er vaak veel water tegelijkertijd in de Geleenbeek. De gemiddelde afvoer varieert van 0,2 tot 2,8 m3 per seconde, maar kan oplopen tot 55 m3 per seconde in piekperiodes. Dit houdt ook in dat tijdens hevige stortbuien de waterstand ten zuiden van Heerlen met één tot twee meter kan stijgen. In de jaren 1950 is de Geleenbeek op verschillende plekken gekanaliseerd. De afgelopen jaren wordt de beek weer in haar oorspronkelijke, meanderende staat teruggebracht. Dit is onder meer het geval bij Weustenrade en bij Schinnen het geval. Bij Schinnen en Geleen stroomt de beek door Landschapspark de Graven.

Waterkwaliteit.

Het water van de Geleenbeek heeft een matige kwaliteit en is behoorlijk voedselrijk. Dit heeft te maken met de in verhouding grote hoeveelheid rioolwater die erbij wordt gevoegd. Met name tijdens piekafvoeren gebeurt het nogal eens dat rioolwater in de Geleenbeek terecht komt omdat de rioolwaterzuivering dit dan niet kan verwerken. Vroeger was de kwaliteit echter nog veel slechter omdat ook de Staatsmijn Maurits en de Staatsmijn Emma hun water op de beek loosden. Het water was zwart van het kolenslib. Ook loosden diverse stadsriolen hun water op de beek. Om deze reden is de beek in Sittard overkluisd, zodat de stank niet aan de oppervlakte kwam. De beek werd bovendien gekanaliseerd om het water zo snel mogelijk af te voeren naar de Maas. De Geleenbeek leek in die tijd wel op een zwarte afwateringsgoot. De waterkwaliteit is echter behoorlijk verbeterd in de afgelopen jaren.

Flora in en langs de Geleenbeek.

Door de matige waterkwaliteit is de flora in de beek ook maar zeer beperkt en bestaat met name uit Schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus). Ook de oeverplanten zijn beperkt van samenstelling en duiden grotendeels op stikstofrijkdom. Er groeit onder meer Grote brandnetel (Urtica dioica), Groot hoefblad (Petasites hybridus) en Gele lis (Iris pseudacoris). Ook fraaie soorten als Gewone engelwortel (Angelica sylvestris) en zelfs sporadisch de Grote engelwortel (Angelica archanglica). Daarnaast vormt Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera) een groot probleem omdat deze neophyt de inheemse oeverplanten verdringt.
Door maaibeheer en begrazing probeert het waterschap de oevervegetatie te verbeteren en te komen tot een schralere en soortenrijkere vegetatie. Op de taluds groeien daardoor weer bloemrijke hooilanden met Gewone margriet (Leucanthemum vulgare), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus), Bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum), Veldlathyrus (Lathyrus pratensis), Knoopkruid (Centaurea jacea) en Rapunzelklokje (Campanula rapunculus). Hier en daar groeit Wollige munt (Mentha ×rotundifolia), een kruising van Hertsmunt (Mentha longifolia) en Witte munt (Mentha suaveolens). En zelfs Heelblaadjes (Pulicaria dysenterica) met zijn fraaie gele bloempjes is hier af en toe te vinden.

Fauna in de Geleenbeek.

In de Geleenbeek en haar zijbeken komen 21 vissoorten voor. Hiertoe behoren Driedoornig stekelbaarsje (Gasterosteus aculeatus), Tiendoornig stekelbaarsje (Pungitius pungitius), Bermpje (Barbatula barbatulus) en zeldzamere soorten als Beekprik (Lampetra planeri), Paling (Anguilla anguilla), Rivierdonderpad (Cottus gobio), Riviergrondel (Gobio gobio) en Vetje (Leucaspius delineatus). De IJsvogel (Alcedo atthis) speurt boven heldere stukken beek naar vis. Ook de Grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea) is een broedvogel in het dal.

Het Geleenbeekdal.

Het dal van de Geleenbeek vormt een langgerekte groene oase in de stedelijke gebieden van Zuid-Limburg. Voor planten en dieren is het dal een ecologische verbindingszone. Door zijn verscheidenheid aan landschappen is het voor diverse soorten planten en dieren aantrekkelijk, maar ook leuk om te recreëren. Er liggen heuvels, zacht glooiende hellingen, natte en droge graslanden, hellingbossen, broekbossen en diep ingesneden holle wegen. Helaas is de Geleenbeek zelf vaak nog ingebed in een strak betonbed, maar op steeds meer plekken wordt ze uit haar keurslijf bevrijdt en krijgt weer de kans om te meanderen.
In 1997 werden enkele natuurgebieden in het beekdal overgedragen aan de Vereniging Natuurmonumenten. Hiertoe behoren onder meer de Danikerberg, het Stammenderbos, de Muldersplas en de Wanenberg, samen meer dan 100 hectare groot. Natuurmonumenten had tevoren ook al enkele delen van het dal in bezit, waaronder het Kathagerbroek, het Vrouwenbos, het Spaubekerbos en het Kelmonderbos.
Naast een ecologische verbindingszone is het Geleenbeekdal ook een belangrijke verkeersader. De autosnelweg van Aken naar Leuven (A-76), de spoorweg van Heerlen naar Roermond en diverse lokale wegen gebruiken het dal ook als verbinding. Daarnaast liggen er nog allerlei lokale wegen en lagen er vroeger nog aparte spoorlijntjes om de steenkool af te voeren. Ook is in het dal veel bebouwing te vinden, zodat voor de natuur vaak nog maar weinig ruimte over is. Tot ver in de 20e eeuw was de Geleenbeek een zwarte beek. Dit kwam door het storten van het verontreinigde water van de wasserijen van de steenkolenmijnen in de beek. Als de beek overstroomde werden de oeverzones bedekt onder een laag zwart slib. Deze verontreiniging is nog steeds aanwezig, al is ze tegenwoordig bedekt onder een laag normaal slib en komt pas weer vrij als de beek door te meanderen een nieuwe laag aansnijdt.
Landschappelijk is het gebied ten zuidoosten van Geleen met de Danikerberg en het gebied rondom de voormalige steenfabriek Plinthos de moeite waard.
De bossen in het dal zijn echter meer dan de moeite waard. Het zijn bossen die bestaan uit Zomereiken (Quercus robur) en Beuken (Fagus sylvatica).Vaak zijn het hellingbossen met Boswederik (Lysimachia nemoralis), Paars vingerhoedskruid (Digitalis purpurea), Muurhavikskruid (Hieracium murorum), Eenbes (Paris quadrifolia), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Bosanemoon (Anemone nemorosa) en Witte klaverzuring (Oxalis acetosella).
In de vochtige hooilanden bij Kathagen groeit Brede orchis (Dactylorhiza majalis) en Reuzenpaardenstaart (Equisetum telmetaia). Heel bijzonder hier is het voorkomen van Parnassia (Parnassia palustris) en Gele zegge (Carex flava). Langs schone bronbeekjes met zuurstofrijk water groeit Paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium).
Heggen, hoogstamboomgaarden en graften worden in het beekdal nog in stand gehouden. In het kleinschalige landschap voelt de Das (Meles meles) zich nog thuis.

Watermolens langs de Geleenbeek.

Langs de Geleenbeek lagen in het verleden vele watermolens. Slechts enkele hiervan zijn nog bewaard gebleven en een nog geringer aantal wordt nog onregelmatig gebruikt. Bij Welten ligt de Weltermolen, een onderslagmolen aan de rand van de Weltervijver te Heerlen. De molen wordt al vermeld in 1381 en behoorde toe aan het Huis Strijthagen tot Welten. De molen wordt af en toe bemalen door een vrijwillige molenaar en is dan te bezoeken. Van de watermolen Terworm is nog een klein restant te zien, evenals van de Oliemolen van Weustenrade en de Molen van Brommelen. De Mulraedermolen bij Thull is verdwenen. Van de watermolen van Heisterbrug en de Borgermolen te Schinnen zijn nog enkele resten te zien. De Oliemolen van Spaubeek is in restanten nog aanwezig. De Kasteelmolen van Sint-Jansgeleen te Spaubeek is nog compleet, maar wordt niet meer gebruikt. De Danikermolen bij Geleen is verdwenen. Van de molens van Houben in Munstergeleen, het geboortehuis van de heilige Pater Karel, zijn nog restanten van een dubbelmolen te zien. In Sittard wordt de Ophovenermolen nog regelmatig gebruikt. De molen heeft een middenslagrad met een middellijn van 5,92 meter. Het huidige molengebouw stamt uit 1716, maar al in 1348 werd er een molen op deze plek vermeld. Deze behoorde tot het leengoed van de Heren van Valkenburg, die tevens Hertog van Gulik waren. Destijds was het een graanmolen die deel uitmaakte van de Ophovenerhof. Later werd de molen gebruikt als oliemolen. Een tijdlang werd de molen verpacht, maar in 1798 werden de goederen van de Hertogen van Gulik door de Fransen in bezit genomen en in 1805 openbaar verkocht. Jan Baptist Strijbos uit Sittard kocht de molen en liet haar ombouwen tot korenmolen. De banrechten waren namelijk opgeheven en hij dacht dit te kunnen doen. De eigenaar van de banmolen aan de Molenbeek van Sittard, Jan Willem Engelen, protesteerde hier echter tegen omdat hij claimde het alleenrecht te hebben op het malen van graan. Dit werd echter van de hand gewezen omdat iedereen volgens de nieuwe wet het recht had graan te malen. Rond 1860 werden de molen verbeterd door het aanbrengen van een middenslagrad, hetzelfde gebeurde nogmaals in 1893 en 1908. Na de Tweede Wereldoorlog werd niet meer veel in de molen gemalen. In 1955 werd de molen definitief stilgelegd. Bij een restauratie in 1998 werd de molen weer maalklaar gemaakt. De molen aan de Wal en de Sittardermolen langs de Molenbeek in Sittard zijn verdwenen. Van de Molen van Hochstenbach resteerd nog een restant. De Stadbroekermolen ofwel Molen van Roufs is ook maalvaardig. Het is een turbinemolen. De eerste molen die hier stond werd rond 1582 gebouwd en was een schors- en slijpmolen. De molen stond destijds ver buiten de stad vanwege de stankoverlast die gepaard ging met het malen van de eikenschors die nodig was voor de Sittardse leerlooierijen. De molen stond vlakbij de Swynsweide (Zwienswei). Vanaf 1699 werd de Stadsbroekermolen ook als oliemolen en na opheffing van het banrecht in de Franse tijd, ook als graanmolen gebruikt. In 1907 werd het waterrad vervangen door een turbine met een maalinrichting. In 1955 werd de molen verkocht aan de gemeente. In 1990 werd het complex omgebouwd tot zalen- en partycentrum. Ook is er een winkel voor streekproducten te vinden. Van de Katsbeekermolen te Susteren zijn nog resten behouden. De Poolmolen te Holtum kan nog malen. De Echtermolen en de Slagmolen te Echt zijn beide verdwenen.