Belgisch-Limburg kan worden verdeeld in twee grote gebieden. In het noorden liggen de Kempen en in het zuiden Haspengouw. Dit is een globale indeling, maar rekening houdend met de bodemgesteldheid is er ook nog een opdeling mogelijk in de zandstreek, waartoe de Kempen behoren en de leemstreek, waartoe Haspengouw behoort. Op de overgang van deze twee gebieden ligt de zand-leemstreek. Een geval apart is het Maasdal. Ook de Voerstreek is een buitenbeentje omdat dit gebied geografisch geïsoleerd ligt, het ligt namelijk aan de andere kant van de Maas, ingeklemd tussen Nederlands-Limburg en Wallonië.
Haspengouw is het gebied rondom Tongeren, Borgloon en Sint-Truiden. Het is een vruchtbaar gebied waar het landschap bepaald wordt door uitgestrekte akkers op de lössgronden en daarnaast ook door hoogstamboomgaarden.
Haspengouw wordt opgedeeld in twee gedeelten, Droog-Haspengouw en Vochtig-Haspengouw. Het basismateriaal in de bodem is löss. Deze is van oorsprong kalkrijk. De lössbodems zijn goed doorlaatbaar en vochtig en bevatten veel meststoffen.
Vochtig-Haspengouw.
Vochtig-Haspengouw is het gedeelte van Haspengouw ten noordwesten van de lijn Eigenbilzen-Tongeren-Sint-Truiden. In de ondiepe ondergrond zitten enkele lagen met ondoorlatende gesteenten waardoor het water relatief ondiep wordt afgevoerd. Waar deze ondoorlatende lagen aan de oppervlakte komen vormen zich bronnen. Deze liggen vooral in het zuiden en het oosten van het gebied. De belangrijkste rivier in Vochtig-Haspengouw is de Demer. Het landschap is ook sterk versneden door voormalige rivieren. Hoe noordelijker en hoe westelijker, hoe lager Vochtig-Haspengouw komt te liggen. Het ligt zelfs lager dan de omliggende gebieden Hageland, het Kempisch-Plateau en de rest van Haspengouw. Vochtig Haspengouw loopt van 100 meter boven A.P. in het zuiden tot 30 meter boven A.P. in het noordwesten.
Op oude landkaarten, waaronder de Ferrariskaart (1771-1778) is het grondgebruik goed af te lezen. Vroeger lagen er uitgestrekte bossen in het gebied. Deze zijn in de loop der eeuwen steeds verder teruggedrongen. Tussen 1846 en 1950 liep het bosareaal terug van 24 km2 tot 9km2. Langs de rivieren lagen uitgestrekte beemden. In de Middeleeuwen was de bewoningsdruk nog zeer gering. Later ontstonden er kleine gehuchten die tot een parochie behoorden. Rondom de kernen van de dorpen lagen hoogstamboomgaarden. Ten dele liggen deze er nog steeds. Door de aanwezigheid van hoogstamboomgaarden, populierenplantages en broekbossen in de natte gedeelten langs de beek vormt Vochtig-Haspengouw een gesloten coulissenlandschap.
De dalen van onder meer de Demer, worden ingenomen door populierenplantages, waarin soms nog grote aantallen Pinksterbloemen (Cardamine pratensis) en Slanke sleutelbloemen (Primula elatior) groeien. Hier en daar liggen broekbossen met Zwarte elzen (Alnus glutinosa) met Bittere veldkers (Cardamine amara) en Dotterbloem (Caltha palustris) in de ondergroei. Hoger op de hellingen liggen de dorpjes en daaromheen, evenals op de steilere hellingen, vaak hoogstamboomgaarden. Deels zijn deze echter ook omgevormd tot laagstamboomgaarden, waar het plukgemak groter was. Bovendien dragen laagstambomen al na twee jaar vrucht en hoogstamboomgaarden pas na tien jaar. De laagstamboomgaarden kunnen dus veel sneller inspelen op een veranderende vraag naar een bepaalde soort fruit. De hoogstamboomgaarden vergen echter al ettelijke jaren ondergrond voordat ze vrucht dragen. De boomgaarden, doorgaans met appels en peren, vormen van eind maart (pruimen), april (kersen en peren) tot begin mei (appels) een groot boeket. Vele imkers laten hierop hun bloesemhoning verzamelen. Vochtig-Haspengouw is een echte fruitstreek.
Droog-Haspengouw.
Droog-Haspengouw ligt ten zuidoosten van de lijn Eigenbilzen-Tongeren-Sint-Truiden. In dit gebied zit het grondwater diep. De Jeker is de enige rivier van betekenis is dit gedeelte. Buiten het Jekerdal zijn er weinig dalen. Droogdalen, ontstaan in de IJstijden, overheersen. Het gebied ligt vrij hoog, van 80 tot 140 meter met in het zuiden tegen het Maasdal aan zelfs een heuvel van 200 meter hoog. Het is een open landschap met een zachtgolvend reliëf. Het grootste deel van het land was traditioneel in gebruik als akkerland. Gerst, tarwe, suikerbieten, maïs, aardappelen en wortels zijn de voornaamste gewassen. Alleen rondom de dorpen lagen nog boomgaarden. Bossen waren er niet of nauwelijks. De weinige resten hiervan maakten doorgaans deel uit van kasteelparken. Al in de Middeleeuwen was een groot deel van dit vruchtbare gebied in cultuur gebracht.
Natuur- en wandelgebieden.
Demervallei tussen Bilzen en Rijkhoven: kleinschalig landschap rondom de Landscommanderij Alden Biezen met hoogstamboomgaarden, hooilandjes en vochtige graslanden.
Kastelen.
Alden Biesen: prachtig, grootschalig kasteelcomplex met een prachtig park eromheen.