Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













De Monschauer lakenindustrie.

       
Twee getuigen van de Monschauer Lakenindustrie: Haus Troisdorf en het beroemde Rote Haus.

Rond 1600 stichtten Protestanten, die vanwege hun geloof uit Aken waren verdreven, in Monschau lakenfabrieken. Daar waren ze vrij van de gildedruk die in Aken en andere steden heerste. Ook hoopten ze dat de Hertogen van Jülich toleratnter zouden zijn tegen het protestantse geloof.
De Rur leverde hun schoon en kalkarm water, dat ze nodig hadden voor het vollen, wassen en verven van de wol. Ook gebruikten ze de waterkracht van de Rur bij de lakenfabricage. Turf uit de Hoge Venen kon worden gebruikt om de verfketels op te stoken en de arbeiders in de omliggende dorpen leverden de benodigde arbeidskracht tegen een karig loon. De schaapskuddes in de Hoge Venen leverden de wol. In het begin werden de schapen direct in de beek of in een vijver gewassen en dan geschoren. Daarna werd de wol gesorteerd naar de fijnheid en lengte van de vezels. Daarbij was het van belang om de fijne wol van de schouders en de zijkanten te scheiden van de wol van de buik en rug van het schaap. Wanneer er genoeg fijne wol was, moest deze nogmaals gewassen worden aangezien de eerste wasbeurt enkel het grofste vuil had verwijderd. Omdat het wolvet met koud wasser niet verwijderd kon worden, wed de wol in heet water gelegd waarbij er om het wolvet nog beter los te maken rottende menselijke urine aan werd toegevoegd. Direct na het koken werd de wol uitgespoeld en daarna geverfd. De stoffen uit Monschau waren bijzonder geliefd omdat de kleuren ervan door het zuivere water zo mooi waren. Ze waren zelfs beter dan de Franse en Engelse stoffen.
Na het verven werden de stoffen gedroogd en naar de boeren gebracht die ze tegen betaling sponnen en daarna weefden. De stof werd zeer los gewoven en moest door te vollen verdicht worden. De vochtige stof werd met zeep en vollersaarde samen in een stenen kom of houten kuip gedaan en dan met volhamers die aan een nokkenas zaten bewerkt. Door het vollen verloor de stof circa 1/3e deel van zijn lengte. Na het vollen werd het doek weer gewassen en uitgespoelt en daarna opgespannen op houten raamwerken. Deze stonden op de Rahmenberg, nabij de ruïne Haller. Daarna werden de stoffen nog geruwd, geschoren en geperst en konden dan naar de afnemers.
Arnold Schmitz (gestorven in 1615) was de initiator van de lakenfabricage in Monschau. Zijn navolgers Offermann, Scheibler, Schlösser, Schmitz, Troisdorff en Elbers toonden hun rijkdom door het bouwen van prachtige panden, zoals het Rote Haus en Haus Troisdorf. De lakenmakers bouwden hun sjieke huizen, die tegelijkertijd ook de wolwasserijen en -ververijen behuisden, langs de Rur. Om te voorkomen dat anderen van hun werk zouden kunnen profiteren, trouwden de lakenmakers alleen onderling.
De grootste bloeitijd van Monschau lag in de tweede helft van de 18e eeuw toen de stad een florerende lakenindustrie kende. Alleen al de lakenmakersfamilie Scheibler had in 1765 ongeveer 6.000 mensen in dienst. Andere belangrijke lakenmakerfamilies waren Schlösser, Offermann, Schmitz, Elbers en Troisdorff. Het werk vond voornamelijk in het eigen huis plaats en bestond uit handarbeid. Vrouwen en meisjes gebruikten het spinnewiel en de mannen werkten op hun handweefgetouwen. Door de lakennijverheid ontstond de typische dichte bebouwing in het smalle dal van de Rur. Voor het vervaardigen van de stoffen waren grote hoeveelheden schoon water nodig, dus wilde iedereen zo dicht mogelijk bij de Rur wonen. De wolwasserijen en ververijen waren met kanalen in de kelders van de huizen met de Rur verbonden. Toen de bevolking later toenam, werden de huizen van verdiepingen voorzien en kroop de bebouwing langs de hellingen omhoog. Door de lakennijverheid ontstonden vele productiegebouwen -waarin de doeken vervaardigd werden- maar de eigenaars lieten ook fraaie patriciërshuizen optrekken. Een goed voorbeeld hiervan vormt het zogenaamde "Rote Haus" uit 1768. Een tweede pand dat vermeldenswaardig is is Haus Troisdorf.

In de eerste helft van de 18e eeuw was Johann Heinrich Scheibler (1705- 1765) een belangrijke lakenfabrikant. Hij was afkomstig uit het Bergische land en een verwant van de eerste evangelische pastoor van Metzerath. Op 15- jarige leeftijd ging hij in de leer bij de lakenmaker Offermann in Imgenbroich. Toen hij 18 jaar oud was trouwde hij met de verweduwde dochter van zijn leermeester en nam de fabriek van haar gestorven man over. Vanaf 1730 liet hij wol van Spaanse Merinoschapen per schip naar de havens van Antwerpen, Amsterdam en Rotterdam en vandaar met paard en wagen naar Monschau brengen. Daar liet hij de wol naar geheim procédé verven. Dit leidde tot een sterke kwaliteitsstijging van de gemaakte doeken. De hoogwaardige doeken die hier werden gemaakt veroverden al snel de Europese markten en konden gemakkelijk concurreren met de Franse en Engelse stoffen. Uitvoer vond plaats naar alle uithoeken van Europa, tot in Rusland en Turkije toe. Zelfs in het Nabije Oosten droegen de haremvrouwen kleding van Monschauer stof. Rond 1760 had Johann Heinrich Scheibler 4.000 arbeiders in dienst en werd zo welvarend dat hij opdracht gaf om het Rote Haus, dat als woning en fabrieksgebouw zou dienen, te laten bouwen. Dat kostte hem de toendertijd hoge som van 90.000 Talers. Het interieur hiervan is zeer weelderig. Hij liet niet alle werk in zijn eigen fabriek verrichten, maar kocht de wol in, waste en verfde haar en verdeelde ze onder de thuiswevers in de omgeving. Deze leverden op hun beurt weer de geweven doeken aan Scheibler. Jaren later stichtte de familie Scheibler haar eigen doekfabrieken.


                      Machine om wol te kaarden in het Wol- en Modemuseum te Verviers.       Thuiswever aan weefgetouw.


Door het uitbreken van oorlogen na de Franse revolutie kwam er een voortijdig einde aan de bloei van Monschau. Oorzaken hiervoor waren onder meer het onbereikbaar worden van de Spaanse wol, de onbetaalde levering van uniformen aan het Franse leger en het verlies van vele afzetmarkten. Na het einde van de Napoleontische oorlogen waren vele lakenmakers financieel zo uitgeput dat ze de concurrentie van de kapitaalintensieve en sterk gemechaniseerde Engelse productie niet meer aankonden. De vestigingsplaatsvoordelen van Monschau gingen ook snel verloren, waterkracht werd ingeruild voor de stoommachine en de chemische industrie maakte de aanwezigheid van kalkarm water voor het verven van de stoffen overbodig. Daarnaast was het in het smalle dal onmogelijk om grote, moderne fabrieken te bouwen en was er geen verbinding met een spoorwegnetwerk. Tussen 1850 en 1875 kwam er nog een korte opbloei door Amerikaanse vraag naar stoffen, maar in principe was de hele sector vanaf de 19e eeuw in een neerwaartse spiraal geraakt. De te laat geopende Vennbahn (1885) kon ook niet meer voor nieuwe impulsen zorgen. Vele mensen trokken door het verlies aan arbeidsplaatsen naar de industrieën rondom Aken en Monschau verzonk in een soort Doornroosjeslaap.
Het bestaan van de vroegere lakennijverheid in Monschau is nog goed te zien aan de vele pakhuizen, die met katrollen zijn voorzien. De katrollen dienden om de ruwe stoffen naar boven en de eindproducten naar onder te transporteren, aangezien de trappenhuizen hiervoor te smal waren.

     

Waterrad langs de Rur in Monschau, aandrijfkracht voor de lakenfabricage.