|
NSG Muschelkalkkuppen bij Embken en Muldenau.
Ligging: Kreis Düren, bij de dorpjes Embken en Muldenau.
Onder bescherming sinds:
Oppervlakte: 46 hectare.
Hoogteligging: .
Algemeen.
Het natuurreservaat "Muschelkalkkuppen bij Embken en Muldenau" is 46 hectare groot en bestaat uit 10 deelgebieden in het lichtgolvende landschap tussen de Mechenicher Voreifel en de Zulpicher Börde (lössvlakte).
De Muschelkalkkuppen in de kreis Düren vormen het noordwestelijkste voorkomen van halfdroge kalkgraslanden in het Eifelvoorland en zijn derhalve zeer bijzonder te noemen. De rijkdom aan orchideeën en de overige floristische rijkdom maakt ze uiterst waardevol. Vanwege de geografische ligging als overgangsgebied tussen laagland en heuvelland, de buitengewone soortenrijkdom, de grote variatie in structuur en door het extensieve gebruik is het gebied voor vele bedreigde planten- en diersoorten van bijzondere betekenis. Ze zijn een stapsteen in het netwerk van kalkgraslanden in de Eifel.
De Muschelkalkkuppen vormen op grond van hun bijzondere situering een verbindingsas tussen verschillende floradistricten. Subatlantische, submediterane en subkontinentale planten komen hier voor, net als typische soorten uit het laagland of juist het heuvelland.
Door de geringe hoeveelheid voedsel in de grond was van oudsher alleen extensief gebruik van deze gebieden mogelijk. Dit hield in maaien en het weiden van schaapskuddes en regelmatige ontbossing (met name van slee- en meidoorn). Dit poogt men dus te behouden en daarom worden de kalkgraslanden sinds 1999 in het kader van de KULAP (Kulturlandschaftsprogramm) beheert. Men poogt de kalkgraslanden zo optimaal mogelijk te behouden door extensief gebruik Ook het ontwikkelen van bloemrijke glatthaferwiesen op de plaats van vroegere akkers door het extensief gebruiken van de weilanden staat centraal. Bedreigingen door extern intensief landbouwkundig gebruik moeten zoveel mogelijk vermeden worden.
Geologie.
In de periode van het Trias (240-210 miljoen jaar geleden) heerste een woestijnklimaat in deze contreien. Het Trias dankt zijn naam aan het feit dat de afzettingen in deze periode zijn afgezet in drie lagen, de onderste is een dikwijls honderden meters dikke laag grindhoudende zandsteen, de zogenaamde Zechtstein. Daarbovenop komt een tweede laag, de Muschelkalk, een lichtgrijze zandsteen die werd afgezet in een periode van een relatieve zeespiegelstijging (transgressie) uit het zuiden. In die periode lag een ondiepe, warme zee in dit gebied. De derde laag is de Keuper- laag, een continentale afzetting. Deze werd afgezet in een langzaam dalend gebied dat zo nu en dan door de zee werd overspoelt.
De Muschelkalk bestaat uit drie lagen, de Untere Muschelkalk heeft een groot aandeel aan zand en dolomiet, de Mittlerer Muschelkalk heeft allerlei bonte kleuren en de Oberer Muschelkalk zijn litorale invloeden herkenbaar aan het hogere dolomietgehalte, de Oolieten en de zand- en glauconietstukjes. Aanwijzingen over de werkelijke ligging nabij de kustlijn ontbreken echter.
In de omgeving van Embken en Muldenau is vooral de Oberer Muschelkalk aan de oppervlakte aan te treffen, zodat hier nader op wordt ingegaan.
De Obere Muschelkalk bestaat uit een circa 30 meter dikke laag van geelgrijze dolomietbanken. Er zijn twee lagen te onderscheiden, de Trochitenkalk, met banken van 15- 50 centimeter dikte. Hierin zijn mosselen (Mytilus eduliformis, Hoernesia costata, Ostrea spondyloides) en Brachiopoden (Coenothyris vulgaris) te vinden. In de bovenste laag komen dunnere dolomietbanken voor. Soms liggen er lagen groenachtige mergel tussen. Vaak zit er zeer veel glauconiet in. In deze laag komen ook minder fossielen voor, alleen mosselen (Ostrea ostracina, Entolium discites), tanden van vissen (Lepidotus, Acrodus) en dinosauriertanden.
Flora.
De Muschelkalkkuppen worden begroeid door kalkgraslanden. Deze graslanden liggen op het zuiden en kennen een orchideeën- en gentianenrijke begroeiing. Binnen het intensieve, grootschalige akkerbouwlandschap vormen zij een buitengewoon structuur- en soortenrijk geheel. Ze onstonden nadat enkele honderden jaren geleden de hier voorkomende orchideeënrijke beukenbossen gerooid werden en het gebied met schapen werd beweidt. Aan planten groeien er onder meer Echte kruisdistel (Eryngium campestre), Heuvelaardbei (Fragaria viridis) en Paardenhoefklaver (Hippocrepis comosa). In het vroege voorjaar, omstreeks eind maart, bloeit het Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris) op de kalkgraslanden. Van begin mei tot in juni loopt de orchideeëntijd met met onder meer Vliegenorchis (Ophrys insectifera), Bokkenorchis (Himantoglossum hircinum) en Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea).
In de bosschages langs de kalkgraslanden groeien onder meer Echte sleutelbloem (Primula veris), Harig zenegroen (Ajuga genevensis), Duitse andoorn (Stachys germanica) en Brede ereprijs (Veronica teucrium).
Aan de rand van de halfdroge kalkgraslanden liggen hooiweiden (droge Glatthaferwiesen (Arrhenatherum elatioris)). Deze weilanden zijn enkele jaren geleden in plaats van akkers ontstaan en ontwikkelen zich gaandeweg tot bloemrijke hooilanden. Soms duiken er bijzondere akkeronkruiden in de graslanden op. Zo staat er Seseli annuum en Akkerzenegroen (Ajuga chamaepytis).
Fauna.
Het gebied kent een rijke entomofauna, waarbij met name de dagvlinders opvallen. In het gebied komen onder meer het Dambordje (Melanargia galathea) en de Steppeparelmoervlinder (Mellicta aurelia) voor. In juli en augustus vliegt hier het Bleek blauwtje (Lysandra coridon), dat zijn eitjes afzet op Paardenhoefklaver (Hippocrepis comosa).
Onderweg in het gebied.
Tijd.
Trek voor een bezoek aan het gebied een halve tot een hele dag uit, al naar gelang hoeveel deelgebieden je wilt bezoeken. Lonend is in ieder geval een bezoek aan de Biesberg bij het dorpje Muldenau, dit is een van de grootste kalkgraslanden. Voor de bloei van het Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris) ga je het best in begin april op stap, voor de orchideeën in de tweede helft van mei en in juni en voor de vlinders in juni en begin juli.
|
|