In de periode van het Trias (240-210 miljoen jaar geleden) heerste een woestijnklimaat in deze contreien. Het Trias dankt zijn naam aan het feit dat de afzettingen in deze periode zijn afgezet in drie lagen, de onderste is een dikwijls honderden meters dikke laag grindhoudende zandsteen, de zogenaamde Zechtstein. Deze is in de omgeving van Nideggen te vinden als de zogenaamde Buntsandstein. Daarbovenop komt een tweede laag, de Muschelkalk, een lichtgrijze zandsteen die werd afgezet in een periode van een relatieve zeespiegelstijging (transgressie) uit het zuiden. In die periode lag een ondiepe, warme zee in dit gebied. De derde laag is de Keuper- laag, een continentale afzetting. Deze werd afgezet in een langzaam dalend gebied dat zo nu en dan door de zee werd overspoelt.
De Muschelkalk bestaat uit drie lagen, de Untere Muschelkalk heeft een groot aandeel aan zand en dolomiet, de Mittlerer Muschelkalk heeft allerlei bonte kleuren en de Oberer Muschelkalk zijn litorale invloeden herkenbaar aan het hogere dolomietgehalte, de Oolieten en de zand- en glauconietstukjes. Aanwijzingen over de werkelijke ligging nabij de kustlijn ontbreken echter.
In de omgeving van Embken en Muldenau is vooral de Oberer Muschelkalk aan de oppervlakte aan te treffen, zodat hier nader op wordt ingegaan.
De Obere Muschelkalk bestaat uit een circa 30 meter dikke laag van geelgrijze dolomietbanken. Er zijn twee lagen te onderscheiden, de Trochitenkalk, met banken van 15- 50 centimeter dikte. Hierin zijn mosselen (Mytilus eduliformis, Hoernesia costata, Ostrea spondyloides)en Brachiopoden (Coenothyris vulgaris) te vinden. In de bovenste laag komen dunnere dolomietbanken voor. Soms liggen er lagen groenachtige mergel tussen. Vaak zit er zeer veel glauconiet in. In deze laag komen ook minder fossielen voor, alleen mosselen (Ostrea ostracina, Entolium discites, tanden van vissen (Lepidotus, Acrodus) en dinosauriertanden.