Natuur tussen Maas en Rijn beleven!



Startpagina.
Algemene informatie over de Eifel.
Excursies en lezingen.
Deelgebieden:
-
Eifel
-Limburg
Natuurreservaten en wandelgebieden.
Geschiedenis van de Eifel.
Archeologische plekken.
Historische plaatsen.
Water in de Eifel.
Geologie van de Eifel.
Oude ambachten.
Mijnbouw & oude
industrie.
Paddenstoelen.
Wildparken & Musea.
Feesten.
Heiligen.
Wandelroutes.
Kinderwagenwandelingen.
Links.
Over ons.
Contact/Colofon.
Fotopagina´s.
Alfabetisch register
Naar de Duitstalige sites/ Zu den deutschen Seiten.













Groeve ´t Rooth.

Ligging: Nederlands-Limburg, nabij Bemelen..
Hoogteligging: 95-136 meter boven N.A.P.
Oppervlakte: 45 hectare (25 hectare heringericht tot natuurreservaat).
Eigenaar: 
Ankerpoort bv.
Onder bescherming sinds: 1987.
In beheer sinds: 2003 is het beheer van een deel van de groeve overgedragen aan Stichting het Limburgs Landschap.

Algemeen.

Groeve ´t Rooth is een kalksteengroeve aan de rand van het plateau van Margraten vlakbij Maastricht. Ze is genoemd naar het nabijgelegen gehucht ´t Rooth. In het verleden waren er herhaaldelijk protestacties tegen de groeve, met name omdat dit de gehuchten op het plateau bedreigde. De groeve is al in 1938 ontstaan zodat bepaalde delen van de groeve inmiddels niet meer in gebruik zijn. Op deze plekken heeft zich inmiddels een fraai natuurgebied met bijzondere flora en fauna ontwikkeld. Sinds 1999 werken Stichting Limburgs Landschap en Ankerpoort NV, een firma die kalksteen wint, nauw samen aan het beheer van dit unieke gebied.

Geschiedenis.

In de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog kende de kalksteenwinning in Zuid-Limburg haar hoogtepunt. Overal werden kleine groeves geopend. Omdat de kalksteen met name aan de randen van de plateau ´s dagzoomt, werden daar de meeste groeves aangelegd. De Provincie Limburg maakte zich echter zorgen over aantasting van de randen van de plateau ´s en stelde voor de kalksteenwinning te concentreren. Hiervoor werd door een speciaal ingestelde mergelcommissie in 1954 een locatie aangewezen ten oosten van de Nekami-groeve. Dit paste in de wens van de Provinciale staten van Limburg. De exploitatie kwam in handen van de firma Nekami. In 1980 werd de exploitatie overgenomen door Ankersmit, die in 1993 fuseerde tot Ankersmit. Tot in de jaren 1970 werd het afgegraven gebied heringericht als landbouwgebied, maar omdat er steeds minder landbouw kwam werd besloten het gebied in te richten als natuurgebied. Hierin was extensieve recreatie mogelijk. Het gebied werd dusdanig ingericht dat enkele rotsformaties zoals het Broodje, het Mannetje en de Merapi behouden konden blijven. Vanwege de bijzondere natuurwaarden, met name de levensvatbare populatie Geelbuikvuurpad (Bombina variegata), de grote afwisseling in vegetatietypen van geheel open vegetaties tot opgaande bossen en de mogelijkheden om kalkgraslanden te ontwikkelen, werd in 1987 een gedeelte van de groeve, om precies te zijn 25 hectare, tot beschermd natuurmonument verklaard.

Geologie.

De kalksteen in groeve ´t Rooth is een overblijfsel van de zee die hier ten tijde van het Krijt (ongeveer 70 tot 65 miljoen jaar geleden) lag. Het was een ondiepe, warme tropische zee met een rijke fauna. In de ondiepe wateren leefden allerlei kleine zwevende eencelligen met een kalkskeletje. Daarnaast leefden er coccolieten, kleine zeewieren met kalkplaatjes. Na de dood van deze organismen zonken de kalkskelletjes naar de bodem en vormden daar in de loop der eeuwen een dikke laag. In deze kalklaag zijn ook restanten van grotere organismen, zoals schelpdieren, zee-egels,inktvissen,sponzen en koralen te vinden. Hier en daar zijn dolines ofwel geologische orgelpijpen te zien. Deze zijn ontstaan door het uitwassen van de kalksteen door humuszuren. Bij de kalksteenwinning werden deze dolines soms aangesneden en zijn daardoor nu goed te zien.
Bovenop de kalksteenlaag is later door de oer-Maas veel gemengd grind, zand en klei afgezet, vaak samen als “stoll” aangeduid. Deze stoll wordt ook gebruikt bij de afwerking van de groeves. Er zitten doorgaans geen fossielen in.

Begrazing.

Groeve ´t Rooth wordt begraaasd met geiten. Deze zorgen ervoor dat het bos zich niet over het gehele gebied uitstrekt. Het bos is ongeveer 60 jaar oud en heeft zich op bepaalde plaatsen al redelijk goed ontwikkeld. De geiten zorgen ervoor dat het bos op allerlei plekken open blijft, waardoor op de warme hellingen in de groeve onder meer Wilde marjolein (Origanum vulgare), Donderkruid (Inula conyzea), Borstelkrans (Satureja vulgaris) en Ruigklokje (Campanula trachelium) groeien.

Flora.

In de groeve is het microklimaat zo verdeeld dat er gedeeltes zijn met veel zon en droogte en gedeeltes met schaduw, die tevens veel vochtiger zijn. Dit zorgt bijna automatisch voor een grote variatie in plantengroei.

Varenrijke hellingen.

De koele, vochtige dalen zijn rijk aan varens. In de bossen groeien veel Mannetjesvarens (Dryoperis filix-mas). Hier en daar komt ook Wijfjesvaren (Athyrium filis-femina) voor. Een helling met rolpuin van vuurstenen is een van de weinige plekken in Nederland waar de Muurvaren-associatie (Asplenietum ruto-murario-trichomanis) niet op een muur, maar meer op een natuurlijke standplaats groeit. Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes), Muurvaren (Asplenium ruta-muraria) en opvallend veel exemplaren van de Blaasvaren (Cystopteris fragilis) bepalen hier het beeld. Andere bijzonderheden zijn de Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum) en de Rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum). Een zeldzame soort is Smalle beukvaren (Phegopteris connectilis), die er met enkele exemplaren voorkomt. In het recente verleden is hier ook Lansvaren (Polystichum lonchitis), een soort die in de ruime omtrek nergens anders voorkomt, gezien. De aanwezigheid van Rechte driehoeksvaren (Gymnocarpium robertianum) en Tongvaren (Phylites scoplopendrium) duidt op humusophoping. Robertskruid (Geranium robertianum) en Muursla (Mycelis muralis) zijn ook kenmerkend voor deze vochtige hellingen.


Open kalkgraslanden.

De warmere delen doen enigszins aan kalkgraslanden denken. Hier groeit veel Wilde marjolein (Origanum vulgare), Grasklokje (Campanula rotundifolia), Wilde agrimonie (Agrimonia eupatoria), Hokjespeul (Astragalus glyciophyllos), Borstelkrans (Clinopodium vulgare), Viltig kruiskruid (Senecio erucifolius), Donderkruid (Inula conyzea) en Driedistel (Carlina vulgaris). Op meer vochtige plekken groeien Koninginnekruid (Eupatoria cannabinum) en Wilde kaardenbol (Dipsacus fullonum). Grote wilde tijm (Thymus pulegioides), een typische kalkgraslandsoort, groeit bij het schietterein van de kleiduivenvereniging.


Pionierhellingen.

De open, nog vrijwel onbegroeide hellingen lijken op het eerste oog vrijwel kaal, kennen toch een aantal kenmerkende soorten. De recent gestorte grond is begroeid met pioniers als Witte honingklaver (Melilotus alba), Reukeloze kamille (Matricaria maritima), Klein hoefblad (Tussilago farfara) en Klein streepzaad (Crepis capilaris). Een zeldzaamheid op deze hete plekken is Stinkend streepzaad (Crepis foetida), een soort die voor 1979 al dertig jaar niet meer in Limburg aanwezig was, maar inmiddels in diverse groeves is opgedoken. De soort is herkenbaar aan haar naar onder geknikte bloemknoppen, haar witte vruchtpluis en aan de carbollucht die aan de bladeren hangt. Ook het Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens) groeit hier.
Veel van de open gedeeltes hebben een ondergrond uit grind en leem, soms met een hoog kalkgehalte. Met name in het oudere, heringerichte deel van de groeve zijn deze het bekijken waard, voor zover je erbij kunt tenminste. Hier groeien soorten als Grijs havikskruid (Hieracium praealtum), een soort uit de Hieracium pilosella-groep met lange bloeistengels en vrij grote bladeren, Ruige scheefkelk (Arabis hirsuta ssp. hirsuta), met witte bloemen en behaarde stengels, Stijve ogentroost (Euphrasia stricta) en Driedistel (Carlina vulgaris).
Nadat de grond enige tijd heeft gelegen komen soorten als Vlasbekje (Linaria vulgaris), Gewone brunel (Prunella vulgaris), Echt bitterkruid (Picris hieracioides), Margriet (Chrysanthemum leucanthemum), Wilde peen (Daucus carotta), Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus), Grijs havikskruid (Hieracium prealtum) en Zomerfijnstraal (Erigeron annuus) op. Vaak is er ook Zilverschoon (Potentilla anserina) aanwezig.

Rotsrichels.

Op de rotsrandjes groeien pioniers als Vroegeling (Erophila verna), Kandelaartje (Saxifraga tridactylites), Hazenpootje (Trifolium arvense), Dwergviltkruid (Filago minima), Liggende vetmuur (Sagina procumbens) en Ruw vergeet-me-nietje (Myosotis ramosissima). Ook het Marietteklokje (Campanula medium), Scherpe fijnstraal (Erigeron acre) en Maasraket (Sisymbrium orientale ssp. chrysanthum) groeien hier. Typische grassoorten zijn Langbaardgras (Vulpia myuros), Plat beemdgras (Poa compressa), Eekhoorngras (Vulpia bromoides) en Zilverhaver (Aira caryophyllea). Vlinderstruik (Budleja davidii) groeit ook op allerlei plekken, zowel in de rotsen als op de vlakke stukken.

Bossen.

Een groot deel van de groeve is bebost met een pionierbos uit met name Ruwe berk (Betula pendula) en Boswilg (Salix caprea). In de open pionierbossen groeit Mannetjesereprijs (Veronica officinalis), Grijs havikskruid (Hieracium prealtum) en Boshavikskruid (Hieracium sabaudum). Opvallend is de aanwezigheid van Wilde hokjespeul (Astragalus glycyophyllos). Er groeien zelfs enkele orchideeen, met name Bosorchis (Dactylorhiza fuchsii) en Bijenorchis (Ophrys apifera), maar ook Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia). Verder groeit er Dauwbraam (Rubus caesius) en Zeegroene zegge (Carex flacca).
De oudste bossen zijn circa 55-60 jaar oud. In deze bossen heeft zich al een dunne humuslaag kunnen vormen. Langzaam verdringen soorten als Haagbeuk (Carpinus betulus), Zoete kers (Prunus avium), Zomereik (Quercus robur), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en Gewone es (Fraxinus excelsior) de Robinia (Robinia pseudo-accacia). Hier en daar groeit zelfs Gladde iep (Ulmus minor). Op de bosbodem groeien soorten als Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Lelietje-der-dalen (Convallaria majalis), Veelbloemige salomonszegel (Polygonatum multiflorum) en Daslook (Allium ursinum). Verder staat er Groot heksenkruid (Circea lutetiana), Maarts viooltje (Viola odorata), Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), Kruipend zenegroen (Ajuga reptans), Klein springzaad (Impatiens parviflora) en Bos-vergeet-me-nietje (Myosotis sylvatica). Een opvallende grassoort is Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum). Op diverse plekken groeit Grote keverorchis (Neottia ovata). Een echte bijzonderheid is Rood peperboompje (Daphne mezereum). De bosstruwelen zijn vaak overwoekerd met Bosrank (Clematis vitalba).
Langs open bosranden, zoals bij´t Mannetje, groeit Ruig hertshooi (Hypericum hirsutum).

Rotswanden.

Op de kale kalksteenrotsen groeien typerende soorten als Stengelomvattend (vroeger Maastrichts) havikskruid (Hieracium amplexicaule), Muurhavikskruid (Hieracium murorum), Wilde marjolein (Origanum vulgare), Muursla (Mycelis muralis) en Grasklokje (Campanula rotundifolia).Typische standplaatsen zijn de kalksteenrotsen ´t Mannetje en ´t Broodje. Opvallend is het Marietteklokje (Campanula medium), dat oorspronkelijk van mediterane oorsprong is en opvallend grote blauwe bloemen heeft. Bijzonder is Maasraket (Sisymbrium orientale ssp. chrysanthum), een kruisbloemige met opvallend naar de stengel gekromde, dicht opeenstaande hauwtjes.


Vochtige plekken.

Op vochtige delen groeien soorten als Pitrus (Juncus effusus), Zeegroene rus (Juncus inflexus), Beekpunge (Veronica beccabunga) en Blauwe waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica). Hier en daar groeit ook Echte valeriaan (Valeriana repens). In de wat langer geleden heringerichte delen groeit op vochtigere plekken ook Kale jonker (Cirsium palustre), Rode ogentroost (Odontites vernus ssp. serotinus). Soorten als Lidsteng (Hippurus vulgaris), Drijvend fonteinkruid (Potamogeton natans) en Smalle waterpest (Elodea canadensis) zijn waarschijnlijk aangeplant.

Fauna.

Door het warme microklimaat in de groeve leven er allerlei bijzondere dieren, met name insecten. De ingang van de groeve is op het zuiden gericht en de naakte kalksteenwanden warmen snel op. De Koninginnepage (Papilio machaon), ´s lands grootste vlinder, is regelmatig in ´t Rooth te zien. Ook de Sikkelsprinkhaan (Paneroptera falcata), een nieuwkomer uit Zuid-Europa, wordt regelmatig in de groeve gezien.
De hellingen worden bewoond door Wijngaardslakken (Helix pomatias) en Heideslakken (Helicella itala).De kale rotswanden zijn het domein van de Levendbarende hagedis (Lacerta vivipara). Deze kleine soort hagedis zoekt hier naar allerlei insecten.
De kale warme leem- en lösshellingen trekken diverse soorten solitaire bijen en wespen aan.
Zeer bijzonder is de herpetofauna van het gebied. Er leven in de kleine plassen in het gebied namelijk veel Geelbuikvuurpadden (Bombina variegata). Dit is een van de weinige leefgebieden van dit kleine padje in Nederland. De dieren zijn klein en door hun bruine schutkleur vaak onopvallend. Hun geel-zwart gevlekte buik verraadt dat de dieren giftig zijn, net als wespen dit doen. Veel moeilijker is het om de Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) waar te nemen. Deze soort laat soms zijn kenmerkende klokjesroep horen, maar leeft doorgaans onder stenen verborgen en is dus niet te zien.
Er leven ook veel vogels in de beboste delen van de groeve. In de bossen leeft de Groene specht (Picus viridis) die op de open plekken naar mieren zoekt. Verder zijn er regelmatig Buizerds (Buteo buteo) cirkelend te zien. In de rietkraag in het onderste stuk van de groeve zit zo nu en dan Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus). Op de open plekken zingt de Boompieper (Anthus trivialis). In het verleden is de Oehoe (Bubo bubo) regelmatig rond de groeve gehoord. Omdat de groeve maar zes uur per week voor het grotere publiek geopend is, en het grootste deel hiervan zich ook nog in en nabij de plek waar fossielen te vinden zijn ophoudt, is er veel rust in de groeve. Daardoor leven er ook grote zoogdieren als Vos (Vulpes vulpes) en Ree (Capreolus capreolus).


     

            Koniginnepage (Papilio machaon).                            Geelbuikvuurpad (Bombina variegata).

Onderweg in het gebied.

Een wandelroute voert door het gebied, deze is met cijfers aangegeven. De groeve is echter ook niet zo bijster groot en voor wie een beetje de weg kent is ze heel overzichtelijk.

Tijd.

Groeve ´t Rooth is nog in gebruik als kalksteengroeve, daarom is de toegankelijkheid zeer beperkt. De groeve is alleen op zaterdagmorgen geopend voor publiek. In de regel van 9.00 tot 12.00 uur, ´s zomers tot 15.00 uur. Voor een bezoek aan de groeve zijn dus maximaal zes uur beschikbaar, maar zelfs iemand met een zeer geinteresseerde kijk heeft aan de helft ruim voldoende. Een bezoek loont zich zowel in het voorjaar (vanaf mei), maar vooral in de zomer vanwege de bloemen en insecten en in de herfst vanwege de bijzondere paddenstoelen.