|
De Rursee.
De Rursee, een van de grootste stuwmeren van Duitsland.
De Eifel is een gebied met vele beken en riviertjes, die het water dat de westenwinden in ruime mate aanvoeren, afvoeren richting zee. De neerslag in dit gebied varieert tussen 750- 1100mm per jaar. In de Hoge Venen, in de bovenloop van de Rur dus, valt zelfs 1400 mm per jaar. De gemiddelde jaartemperatuur ligt tussen 9 en 10°C.
Vroeger was het water een lust, want het leverde energie voor watermolens, maar vaak vormde het ook een last, omdat er regelmatig overstromingen optraden. Om dit probleem tegen te gaan werden in de loop van de 20e eeuw allerlei stuwmeren aangelegd. Eén van die stuwmeren is de Rursee. De Rursee ligt temidden van beboste heuvels, die zich in het water weerspiegelen. Op het stuwmeer varen rondvaartboten en langs de oevers liggen strandbaden, zoals bij Eschauel.
Het belangrijkste doel voor de aanleg van het stuwmeer was het tegengaan van het overstromen van de gebieden die stroomafwaarts langs de Rur liggen. Verder wordt er drinkwater voor het gebied rondom Aken gewonnen en ook de elektriciteitsproductie moet niet worden vergeten.
Energie uit water, van watermolen tot waterturbine.
Langs de riviertjes in de Eifel lagen in het verleden allerlei watermolens. Deze hadden verschillende functies, graanmolen, oliemolen, zaagmolen of volmolen. Alles was er te vinden. De watermolens zaten eind 18e eeuw echter aan hun piek wat betreft de levering van energie. Daarom werden in de loop van de 19e eeuw allerlei turbines ontwikkeld, die een hogere opbrengst leverden. Een voorbeeld hiervan is de Francisturbine, welke in de tweede helft van de 19e eeuw werd ontwikkeld. Het voordeel van deze turbine was, dat ze aan een generator gekoppeld kon worden, die de mechanische energie omzette in elektrische energie. Ze kon zelfs 90% van de beschikbare energie bruikbaar maken.
Urfttalsperre. Rondvaartboot op de Rursee.
Met de bouw van de Urfttalsperre in 1905 begon voor de Eifel een geheel nieuwe periode, men kon nu namelijk gaan beschikken over een grote mate van elektrische energie. De Urftstuwdam werd gebouwd door Otto Intze, professor bouwconstructie aan de Technische Hochschule te Aken en behoorde in het begin tot de modernste van Europa. Het was een zogenaamde "Gewichtsstaumauer" uit lokaal gewonnen Grauwacke en Tonschiefer die in een boogvorm het Urftdal afsloot. Ze was 3 meter diep in het gesteente bevestigd. De centrale in de Urfttalsperre leverde 12 Megawatt, een voor die tijd respectabele hoeveelheid, zeker in vergelijk met de watermolens in vroeger dagen. Ook waren er andere voordelen, men kon nu over goedkope, schone en vrijwel onuitputtelijke energie beschikken. Enkele tientallen jaren later besloot het "Wasserverband Schwammenauel" ook in de Rursee een stuwmeer te bouwen. Het project werd gefinancierd door de "Rurtalsperrengeselschaft", Het "Wasserverband Obermaubach", het "Wasserwerk" van de toenmalige Kreisen Aachen, Düren, Schleiden, Jülich, Geilenkirchen- Heinsberg en Erkelenz. Zo ontstonden in de loop van de volgende decennia een groot aantal stuwmeren, als de Rurtalsperre, de Kalltalsperre en de Oleftalsperre.
Een tweede taak van de stuwmeren was het beschermen van het gebied tegen overstromingen. Door sterke regenval, of het smelten van sneeuw, kon het water van de Rur, Olef en Urft vaak sterk aanzwellen en dit leidde tot overstromingen in de gebieden langs deze rivieren. Met de bouw van de stuwmeren kon men het overstromingsprobleem enigszins de baas. De ergste hoogwaterstanden werden hierbij opgevangen. Maar ook in periodes van droogte bewezen de stuwmeren hun diensten. Dan leverden ze namelijk ook in droge zomers nog voldoende water aan de rivieren.
Een laatste taak is het leveren van drinkwater aan de omliggende steden.
De Rursee is verbonden met allerlei andere stuwmeren stroomop- en afwaarts langs de Rur. Deze negen grote stuwmeren kunnen per jaar 80 miljoen m3 drinkwater leveren aan de steden Aken, Düren, Heinsberg en omgeving. Enkele stuwmeren, zoals de Dreilägerbachtalsperre bij Roetgen en de Perlenbachtalsperre bij Höfen, hebben alleen de drinkwatervoorziening als doel. De Wehebachtalsperre in het Hürtgenwald levert zowel drinkwater en heeft ook een functie in het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden in het gebied rond Aken en Düren.
De stuwdam bij Schwammenauel is een eenvoudige aarden stuwdam met binnenin een 12 meter hoge betonmuur, die de benodigde stabiliteit garandeert. Dit soort stuwdammen is veel goedkoper dan de zogenaamde "Gewichtsstaumauern" waaronder de Urfttalsperre valt. Bovenop de aarden ondergrond ligt een laag breuksteen.
Na de eerste bouwfase, tussen 1934 en 1938, was de dam 57 meter hoog. In het kader van de nationaalsocialistische arbeidsverschaffing waren er meer dan 10.000 arbeiders te werk gesteld. Het doel van deze dam was drieledig, ten eerste het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden tegen overstromingen, ten tweede het leveren van industriewater voor de bedrijven in Düren en tenslotte de energieopwekking. In totaal kon er nu 100,7 miljoen m3 water opgeslagen worden.
Tussen 1934 en 1937 werd er tevens een kleine stuwdam bij de Paulushof te Rurberg gebouwd. Met zijn 14 meter stuwde deze dam de zogenaamde "Obersee" en leverde zo een opslagcapaciteit van 1,73 miljoen m3. Op deze manier is de "Obersee" onafhankelijk van de peilverschillen in Schwammenauel. Nadat deze dam gereed was, ontstond er een wateroppervlak van 493 hectare, welke tot vlakbij Einruhr en tot 2 kilometer in het Urftal reikte. De Obersee dient tevens als drinkwaterreservoir. Om deze reden is het in de Obersee niet mogelijk om te zwemmen en mogen er alleen electrisch aangedreven schepen varen. Op de Rursee, die begint aan de voet van de Eiserbachdamm, die de Eiserbach tot een zwemplas stuwt, mag men veel meer toeristische activiteiten uitvoeren. Hier wordt het water namelijk niet meer als drinkwater gebruikt, maar voor allerlei andere doeleinden, zoals de landbouw
In een volgende fase, tussen 1955 en 1959, werd de dam opgehoogd, zodat hij nu een hoogte heeft van 71,5 meter en een breedte, aan de voet, van 303 meter. Aan de kant van het stuwmeer bestaat hij uit een leem- en een steenlaag, terwijl op de droge kant rotsen en puin erop liggen. Door deze ophoging kon de inhoud van het stuwmeer verdubbeld worden en bereikte zo een capaciteit van 100 miljoen m3, terwijl het oppervlak ruim 8 km2 omvat. Tegenwoordig bevat het stuwmeer zelfs 205 m3 water en is zodoende een van de grootste stuwmeren in Duitsland, zelfs de stuwmeren in de Alpen kunnen nauwelijks met haar concurreren. Alleen de Bleilochtalsperre in het oost- Duitse Thüringen is nog groter.
De elektriciteitscentrale, een Francisturbine, levert 14 Megawatt aan stroom per jaar.
Op de plek van het huidige stuwmeer lagen vroeger akkers, bossen, weilanden en dorpen. Tijdens de eerste bouwfase van het stuwmeer werden reeds 300 hectare landbouwgrond overspoeld. Toen moesten echter slechts 35 gebouwen verlaten worden. Dit kwam omdat het onderste deel van het Rurdal door de vele overstromingen slechts spaarzaam bewoond was. De hoofddorpen lagen ofwel op de helling, zoals Rurberg, Woffelsbach en Einruhr, ofwel op de hoogvlaktes. Daarom waren het slechts enkele verspreide, kleine boerderijen, die het veld moesten ruimen voor het water. Veel namen van gebieden herinneren nog aan deze oude bewoning. Hierbij horen onder meer Pleushütte bij Einruhr, de boerderij Paulushof, enkele delen van het dorpje Rurberg, het gehucht Weidenauel, enkele gebouwen die hoorden bij Woffelsbach, de boerderij Morsauel en het gehucht Eschauel.
De bewoners trokken naar de omliggende dorpen, emigreerden of bouwden soms zelfs nieuwe woningen boven het nieuwe stuwmeer. In Eschauel zijn de vele weekendhuisjes pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Hetzelfde geldt voor de Wildenhof tussen Woffelsbach en Eschauel.
|
|